Toespraak van Paus Franciscus tot Gemeenschap en Bevrijding

Audiëntie St. Pietersplein, 7 maart 2015
Paus Franciscus

Beste broeders en zusters, goedemorgen!

Ik heet jullie allemaal welkom en bedank jullie voor jullie warme genegenheid! Mijn hartelijke groeten aan de kardinalen en bisschoppen. Ik groet don Julián Carrón, president van jullie Fraterniteit, en ik bedank hem voor de woorden die hij tot mij heeft gericht uit naam van jullie allemaal; en ik bedank u ook, don Julián, voor de mooie brief die u aan iedereen heeft geschreven, waarmee u ze hebt uitgenodigd om te komen. Veel dank!

Mijn eerste gedachten gaan uit naar jullie oprichter, mgr. Luigi Giussani, nu we de tiende verjaardag van zijn geboorte in de Hemel gedenken. Ik ben don Giussani erkentelijk om verschillende redenen. De eerste, meer persoonlijke reden, is vanwege het goed dat deze man mij en mijn priesterlijk leven heeft gedaan, via het lezen van zijn boeken en artikelen. De andere reden is dat zijn gedachtegoed diep menselijk is en reikt tot het hart van het verlangen van de mens. Jullie weten hoe belangrijk de ervaring van de ontmoeting was voor don Giussani: de ontmoeting, niet met een idee, maar met een Persoon, met Jezus Christus. Zo heeft hij opgevoed tot de vrijheid en leidde hij naar de ontmoeting met Christus, want Christus geeft ons de ware vrijheid. Al pratende over de ontmoeting komt mij De roeping van Matteüs in gedachten, dat schilderij van Caravaggio waarvoor ik lang heb staan kijken in de kerk van de heilige Lodewijk van de Fransen, telkens wanneer ik naar Rome kwam. Niemand van hen die daar waren, inclusief Matteüs die hongerde naar geld, kon geloven aan de boodschap van die vinger die hem aanwees, aan de boodschap van die ogen die naar hem keken met barmhartigheid en die hem uitkozen om volgeling te worden. Hij voelde die verbazing van de ontmoeting. Zo is de ontmoeting met Christus die komt en ons uitnodigt.

Alles in ons leven, vandaag zoals in de tijd van Jezus, begint met een ontmoeting. Een ontmoeting met deze Man, de timmerman uit Nazaret, een man zoals ieder ander en tegelijkertijd anders. Denken we aan het Evangelie van Johannes, waar hij vertelt van de eerste ontmoeting van de leerlingen met Jezus (vgl. 1, 35-42). Andreas, Johannes, Simon: ze voelden dat Jezus in hun diepten keek, dat ze gekend werden tot in hun binnenste, en dit bracht een verbazing, een verwondering in hen teweeg die hen meteen aan Hem verbonden deed voelen… Of wanneer Jezus, na de Verrijzenis, aan Petrus vraagt: “Houd je van mij?” (Joh. 21, 15) en Petrus antwoordt: “Ja”; dat ja was niet het gevolg van een wilsinspanning, het kwam niet alleen door de beslissing van die man Simon: het kwam daarvóór nog door de Genade, door dat “eerst komen”, dat voorafgaan van de Genade. Dat was de beslissende ontdekking voor sint Paulus en voor sint Augustinus en voor vele andere heiligen: Jezus Christus is altijd de eerste, gaat ons vooraf, wacht op ons, Jezus Christus gaat ons vooraf; en als wij aankomen, dan stond Hij al op ons te wachten. Hij is als de bloem van de amandelboom: die bloeit als eerste en kondigt de lente aan.

En zonder de barmhartigheid kan de dynamiek van de ontmoeting die verbazing en gehechtheid opwekt, niet begrepen worden. Alleen zij die geliefkoosd zijn door de tederheid van de barmhartigheid, kennen de Heer werkelijk. De plek bij uitstek voor de ontmoeting is de liefkozing van de barmhartigheid van Jezus Christus jegens mijn zonden. En daarom hebben jullie mij soms horen zeggen dat de plek, de plaats bij uitstek van de ontmoeting met Jezus Christus mijn zonde is. Het is dankzij deze omhelzing van barmhartigheid dat je zin krijgt om te antwoorden en om te veranderen, en dat er een ander leven kan ontstaan. De christelijke moraal is niet een titaneninspanning, een wilsinspanning, van iemand die beslist om coherent te zijn en er ook in slaagt, een soort van eenzame uitdaging tegenover de wereld. Nee. Dat is niet de christelijke moraal, dat is iets anders. De christelijke moraal is een antwoord, het is het antwoord van iemand die ontroerd is tegenover een verrassende, onvoorzienbare, en zelfs, volgens menselijke criteria, “onrechtvaardige” barmhartigheid van iemand die mij kent, die op mij hoopt, die van mij verwacht. De christelijke moraal is niet nooit vallen, maar altijd opstaan dankzij Zijn hand die ons vastgrijpt. En de weg van de Kerk is deze: de grote barmhartigheid van God zich laten openbaren. Ik zei in de afgelopen dagen tegen de nieuwe kardinalen: “De weg van de Kerk is die van het niemand eeuwig veroordelen; die van het verspreiden van de barmhartigheid van God aan alle mensen die er met een oprecht hart om vragen; de weg van de Kerk is de eigen omheining verlaten om hen te gaan zoeken die zich ver weg in de “periferieën” van het bestaan bevinden; het is het integraal toepassen van de logica van God, die de logica van de barmhartigheid is (Preek, 15 februari 2015). De Kerk moet ook de vreugdevolle drang voelen om amandelbloem te worden, dat wil zeggen lente te worden zoals Jezus, voor heel de mensheid.

Vandaag herdenken jullie ook dat jullie Beweging zestig jaar geleden begon, “ontstaan in de Kerk – zoals Benedictus XVI jullie zei – niet doordat de Hiërarchie haar wilde organiseren, maar omdat ze voortkwam uit een hernieuwde ontmoeting met Christus en zo, kunnen we zeggen, uit een impuls die uiteindelijk van de Heilige Geest komt” (Toespraak tot de bedevaart van Gemeenschap en Bevrijding, 24 maart 2007).

Na zestig jaar heeft het oorspronkelijke charisma zijn frisheid en vitaliteit niet verloren. Maar jullie moeten je ervan bewust zijn dat het centrum niet het charisma is, er is maar een centrum, en dat is Jezus, Jezus Christus! Als ik mijn spirituele methode, mijn spirituele weg, mijn manier om die te gaan, centraal stel, dan ga ik van de weg af. Heel de spiritualiteit, alle charisma’s in de Kerk moeten “gedecentreerd” zijn: in het centrum staat alleen de Heer! Daarom sluit Paulus, wanneer hij in de Eerst Brief aan de Korinthiërs spreekt over de charisma’s, over deze zo mooie werkelijkheid van de Kerk, van het Mystieke Lichaam, af met te spreken over de liefde, dat wil zeggen over dat wat van God komt, dat wat echt van God is, en wat ons in staat stelt om Hem na te volgen. Vergeet dit nooit, om gedecentreerd te zijn!

Verder moet het charisma niet op sterk water gezet worden! Trouw aan het charisma betekent niet het te “verstenen” – de duivel is het die “versteent”, vergeet dat niet! Trouw aan het charisma betekent niet het op perkament te schrijven en het in te lijsten. Verwijzen naar de erfenis die don Giussani jullie heeft nagelaten mag niet gereduceerd worden tot een museum van herinneringen, van genomen beslissingen, van gedragsregels. Het brengt zeker trouw aan de traditie met zich mee, maar trouw aan de traditie – zei Mahler – “betekent het vuur levend te houden en niet de as te verheerlijken”. Don Giussani zou het jullie nooit vergeven als jullie de vrijheid verloren en veranderden in museumgidsen of verheerlijkers van as. Houd het vuur van de herinnering aan die eerste ontmoeting levend en wees vrij!

Als jullie zo jullie centrum hebben in Christus en het Evangelie, kunnen jullie armen, handen, voeten, hoofd en hart zijn van een Kerk “die naar buiten gaat”. De weg van de Kerk is naar buiten gaan om degenen te zoeken die ver weg zijn, in de periferieën, om Jezus te dienen in elke mens die gemarginaliseerd is, verlaten, zonder geloof, teleurgesteld door de Kerk, gevangen in zijn eigen egoïsme.
“Naar buiten gaan” betekent ook het op zichzelf gericht zijn te verwerpen, in al zijn vormen, het betekent dat je weet te luisteren naar hen die niet zijn zoals wij, en te leren van iedereen, met oprechte nederigheid. Als we slaaf zijn van ons op onszelf gericht zijn, dan ontwikkelen we uiteindelijk een “spiritualiteit van het etiket”: “ik ben CL”. Dat is een etiket. En dan vallen we in de duizenden valkuilen die het zelfgenoegzame op zichzelf gericht zijn ons biedt, dat naar onszelf in de spiegel kijken dat brengt dat we verdwalen en dat we louter werknemers van een NGO worden.

Beste vrienden, ik zou willen afsluiten met twee heel betekenisvolle citaten van don Giussani, één uit de beginperiode en één van het einde van zijn leven.

Het eerste citaat: “Het christendom verwezenlijkt zich nooit in de geschiedenis als gefixeerde posities die verdedigd moeten worden, die zich tot het nieuwe verhouden als pure antithese; het christendom is begin van verlossing, dat het nieuwe aanneemt, door het te verlossen” (Porta la speranza. Primi scritti, Genua 1997, 119). Dit zal zijn van rond 1967.

Het tweede is uit 2004: “Het is niet alleen nooit mijn bedoeling geweest iets te ‘stichten’, ik denk ook dat het genie van de beweging die ik heb zien ontstaan, zit in het hebben gevoeld van de urgentie om de noodzaak te verkondigen terug te keren naar de elementaire aspecten van het christendom, dat wil zeggen de passie voor het christelijke feit als zodanig in zijn oorspronkelijke elementen, en verder niets” (Brief aan Johannes Paulus II, 26 januari 2004, bij gelegenheid van 50 jaar Gemeenschap en Bevrijding).

De Heer zegene jullie en Onze Lieve Vrouw bescherme jullie. En vergeet alsjeblieft niet om voor mij te bidden! Dank jullie wel.

© Copyright - Libreria Editrice Vaticana
(Vertaling door Gemeenschap en Bevrijding)