Ons hart verlangt om naar heel de werkelijkheid te kijken. Om er die schoonheid in te vinden die er hoe dan ook in zit

Wees niet bang voor de werkelijkheid! Zij is altijd onze vriend. Je kunt ook vier jaar doorbrengen waarin je haar als een vijand beschouwt, maar tenslotte zal de schoonheid die in de werkelijkheid zit, ook in de moeite en het verdriet, naar boven komen.
Enrico Craighero

Aantekeningen van het getuigenis van Enrico Craighero tijdens de vakantie van Gemeenschap en Bevrijding, Dahlem, 3 augustus 2016

Michiel: Wanneer hebben we een concrete ervaring van barmhartigheid opgedaan? Al een aantal jaren mogen we tijdens onze vakantie met de Nederlandse gemeenschap hier in Dahlem van het grote gezelschap, van het grote volk waartoe we behoren, van de beweging, iemand hier hebben, aan wie God een bepaalde ervaring heeft laten beleven waardoor ook onze ervaring kan groeien. Vanavond heeft hier willen zijn Enrico Graigero. De eerste keer dat ik hem heb leren kennen was in de Geestelijke oefeningen van vorig jaar (pp. 47-48). De brief, het getuigenis dat mij daarin het meest trof was – ik weet niet of jullie je dat kunt herinneren – dat van iemand die met een atheïstische schrijver een avond, een soort rondetafelgesprek zou houden. Met een atheïstische schrijver die, net als hijzelf, een gehandicapt kind had – en dat niet kon uitstaan. Hij kon zelfs zijn geur niet verdragen, had hij geschreven. En tijdens die ontmoeting die avond, vertelde Enrico eenvoudig wat zijn eigen ervaring was, met zijn vrouw, met zijn kinderen. Die atheïstische schrijver zei toen: ‘Ik had een heel verhaal voorbereid dat ik vanavond wilde houden, maar ik scheur het hier doormidden, want ik heb een ding begrepen: alles wat ik op papier had gezet dat is niet meer relevant. Ik heb een ding begrepen, dat ik met deze nieuwe vriend wil zijn, met hem wil samenleven, hem wil leren kennen, wil weten hoe hij leeft’. Hij had hem verder nog nooit ontmoet. Afgelopen zomer hebben wij, Martijn en ik, en later de studenten ook in Cervinia Enrico mogen horen. Toen heb ik hem, ook aangemoedigd door Davide Biasoni, uitgenodigd. En we zijn blij dat hij het offer heeft willen brengen om helemaal hiernaartoe te komen, terwijl hij ook bij allerlei vakanties in Italië geweest is en ook recentelijk nog naar Kazachstan gereisd is waar hij de visitor is. Enrico is getrouwd, al 38 jaar, hij vader van drie kinderen, twee van 35, twee zoons en een dochter van 23, en hij is net gepensioneerd na 40 jaar gewerkt te hebben bij de Eni, zeg maar de Italiaanse Shell. En de rest zal hij zelf vertellen. Veel dank dat je hebt willen komen.

Enrico: Allereerst bedankt aan jullie die me uitgenodigd hebben. Want ik zal jullie vertellen over mezelf, maar deze uren die ik al met jullie heb doorgebracht, maken dat ik me al jullie vriend voel. Ik ben erg onder de indruk van het aantal kinderen. Wanneer er veel kinderen zijn, betekent dat dat er veel mannen en veel vrouwen zijn. En dat is al een genade: jullie ontmoet te hebben. Ik zal gaan spreken over het specifieke van mijn leven. In het kort: ik heb twee zoons, Paolo en Daniele, die 35 jaar oud zijn. Het zijn tweelingen en beiden zijn vanaf hun geboorte gehandicapt. Ze kunnen niet lopen. Ze kunnen niet spreken. Ze doen niet alle dingen die normaal gesproken mensen van 35 doen. En sinds 35 jaar wonen ze bij ons. En ik heb een dochter van 23, zogenaamd normaal. Dan moet je maar begrijpen wat het betekent: normaal of beperkt, dat valt nog te bezien. Maar dat is een beetje mijn geschiedenis. Het eerste wat ik jullie wilde vertellen, is wat mijn leven overkomen is, en het leven van mijn gezin, toen we ontdekten dat Paolo en Lele allerlei problemen hadden. En dat ze hun gedurende hun hele leven deze problemen zouden houden. Je moet je voorstellen: twee jonge mensen, Angela en ik, ik 27, zij 26, die een tweeling verwachten. Het behoorde tot de negen mooiste maanden van mijn leven. Negen maanden van verwachting om het gezicht van deze twee kinderen te zien. Negen maanden waarin Angela en ik ons voorstelden hoe ze zouden zijn. Net als alle ouders van deze wereld doen. En een van de dingen die mij het belangrijkste leek van deze negen maanden, was dat ik in de geboorte van deze twee zoons de verwezenlijking zag van een groot verlangen waarvoor mijn hart gemaakt was. En dit grote verlangen was het verlangen naar geluk. Dus negen maanden die prachtig waren. En je kunt je dan voorstellen, dat de werkelijkheid – die twee kinderen zijn een stuk werkelijkheid – dat de werkelijkheid echt mooi is. En daar geloof je in. De hele verwachting was om de schoonheid van die werkelijkheid te zien. Ik was toentertijd helemaal niet van de beweging, maar ik was katholiek. En Jezus had me ook beloofd, dat Hij mij het honderdvoud op aarde gegeven zou hebben. Dus twee kinderen verwachten, was dit honderdvoud waar ik op wachtte. Maar zoals ik denk dat het ook in jullie ervaring gebeurt, is de werkelijkheid dikwijls niet zoals wij haar voorstellen, zoals wij haar ons indenken. De werkelijkheid is dikwijls totaal anders dan hoe je je haar voorstelt. En dat heb ik meteen begrepen, 35 jaar geleden, toen Paolo en Lele geboren zijn. En het is beter om dit in het leven meteen te begrijpen. Want hoe eerder je dat begrijpt, dat de werkelijkheid niet is wat je zelf denkt, wat je jezelf inbeeldt, des te beter: de werkelijkheid is een gegeven, een gave, en vaak een gave die ons irriteert. Zozeer dat toen mijn kinderen geboren werden, het eerste wat ik dacht was: Jezus, u kon mij dit geschenk ook besparen, want ik had een hart dat gemaakt was voor het geluk. U had me het honderdvoud op aarde beloofd, een dergelijk honderdvoud kon je ook voor je houden. Vier jaar van mijn leven, na hun geboorte, heb ik zo doorgebracht, zoals ik zojuist uitdrukte: kwaad, met het idee dat dat stuk werkelijkheid dat mijn twee kinderen waren (ik heb het dus niet over vreemden), dat stuk werkelijkheid dat mij zo na stond, dat mijn twee kinderen waren, tegen mij was. Dat stuk werkelijkheid was tegen mij, het was tegen dat wat mijn hart verlangde. Ik heb dus vier jaar doorgebracht waarin in mij alleen het verdriet, alleen de moeite, alleen het idee van een rampzalige toekomst, de boventoon voerde. Kortom: dat stuk werkelijkheid was tegen mij. Tegen dat verlangen dat ik in mijn hart had om gelukkig te zijn. En die werkelijkheid – ik kon er niet eens naar kijken. Laat staan dat ik ervan kon houden. Ik spreek dus over mijn eigen kinderen. Maar ik daag eenieder van jullie uit, of je de werkelijkheid in jullie dagelijkse leven, datgene wat je in je gewone leven overkomt, of je dat steeds en onmiddellijk als iets goeds waarneemt. Hoe dikwijls nemen we de werkelijkheid niet waar, zoals ik de werkelijkheid van mijn kinderen waarnam, als iets wat tegen je is? Hoe dikwijls doen we niet zoals mijn vriend de schrijver zei, die zojuist aangehaald werd, die zei dat van zijn gehandicapte zoon zelfs zijn geur hem moeite gaf. Maar hoe dikwijls stinkt ook voor ons de werkelijkheid? Ik zeg jullie dit: want de eerste fundamentele kwestie is dat we niet bang hoeven te zijn, als we de werkelijkheid aanvoelen als tegen ons. We hoeven er niet bang voor te zijn. Want vervolgens, gedurende die vier jaar dat ik het zo beleefd heb, was ik op een punt aangekomen dat ik geen lucht meer kreeg, geen adem. Ik kon zo niet meer leven. Want iemand kan denken dat de hele werkelijkheid tegen hem is, maar hij merkt ook iets anders op. Namelijk dat hij er niet voor gemaakt is om kwaad te zijn op de werkelijkheid. Maar er moet in het leven iets gebeuren. En iets is mij gebeurd. En wat mij gebeurd is, is iets eenvoudigs, maar fundamenteels.
(...)