De zegen Urbi et Orbi, over stad en wereld

"De Heer omarmen om de hoop te omarmen"

De meditatie van Paus Franciscus op het St.-Pietersplein tijdens de gebedsdienst voor sterkte en hoop midden in de corona pandemie. "Ons geloof is zwak en we zijn bang. Maar U, Heer, laat ons niet over aan de willekeur van de storm"
Paus Franciscus

'Tegen het vallen van de avond' (Mc 4:35). De passsage uit het evangelie die we zojuist hebben gehoord, begint op deze manier. Al weken is het avond. Over onze pleinen, onze straten en onze steden is een dichte duisternis gekomen. Die is ook over ons leven gekomen en heeft alles gevuld met een oorverdovende stilte en een beangstigende leegte; je voelt het in de lucht, je merkt het in de gebaren, de blikken laten het zien. We ontdekken dat we bang zijn en ons verloren voelen. Net als de discipelen in het evangelie werden we overrompeld door een onverwachte, turbulente storm. We hebben ons gerealiseerd dat we in dezelfde boot varen, we zijn allemaal kwetsbaar en gedesoriënteerd, maar tegelijkertijd belangrijk en nodig, we zijn allemaal geroepen om samen te roeien, we moeten elkaar allemaal helpen. We zitten allemaal op deze boot. Net als de discipelen die angstig uit één mond roepen: "We vergaan" (Mc 4:38), zo hebben ook wij erkend dat niet ieder voor zich maar dat we alleen samen vooruitkomen.

We kunnen ons gemakkelijk vinden in dit verhaal. Wat moeilijker te begrijpen is, is Jezus' houding. Terwijl zijn discipelen begrijpelijkerwijs gealarmeerd en de wanhoop nabij zijn, ligt Hij op de achtersteven, het gedeelte van de boot dat als eerste zinkt. En wat doet Hij? Ondanks de storm slaapt Hij rustig door, vertrouwend op de Vader; dit is de enige keer in de evangeliën dat we Jezus zien slapen. Als Hij dan wakker wordt en wind en het water heeft gekalmeerd, wendt Hij zich verwijtend tot de discipelen: 'Waarom ben je zo bang? Heb je dan nog geen geloof?' (Mc 4:38).

Laten we proberen het te begrijpen. Wat is het gebrek aan geloof onder de discipelen dat in contrast staat met Jezus' vertrouwen? Niet dat ze waren gestopt in Hem te geloven; ze rekenden op Hem. Maar we zien hoe ze Hem aanroepen: 'Meester, raakt het U niet dat wij vergaan?' (Mc 4:38). Blijft U onverschillig: ze denken dat Jezus niet in hen geïnteresseerd is, niet om hen geeft. Een van de dingen die ons en onze families het meeste pijn doet is wanneer we horen: "Geef je niet om mij?" Het is een uitdrukking die pijn doet en stormen in ons hart ontketent. Het zal Jezus ook hebben geschokt. Omdat Hij, meer dan wie dan ook, om ons geeft. En inderdaad, als ze Hem eenmaal hebben geroepen, redt Hij zijn discipelen van hun ontmoediging.

De storm legt onze kwetsbaarheid bloot en onthult die valse en overbodige zekerheden waarop we onze dagelijkse schema's, onze projecten, onze gewoonten en prioriteiten hebben gebouwd. Het laat ons zien hoe we hebben toegestaan dat we dat, wat ons leven en onze gemeenschappen voedt, ondersteunt en versterkt, hebben verwaarloosd en opgegeven. De storm onthult al onze vooringenomenheid over- en vergeetachtigheid van dat wat de ziel van ons mensen voedt; al die pogingen die ons verdoven met manieren van denken en doen die ons zogenaamd 'redden', maar in plaats daarvan niet in staat blijken ons in contact te brengen met onze wortels en de herinnering levend te houden aan degenen die ons zijn voorgegaan. We beroven onszelf van de antistoffen die we nodig hebben om tegenslag het hoofd te bieden.

In deze storm is de façade van de stereotype camouflages van onze ego's, altijd bezorgd om ons imago, weggevallen, waardoor opnieuw het (gezegende) gemeenschappelijke toebehoren waaraan we niet kunnen ontkomen is geopenbaard, namelijk het feit dat we allemaal broeders en zusters zijn.

"Waarom ben je bang? Heb je geen geloof?' Heer, Uw woord vanavond raakt ons, allemaal, zonder onderscheid. In deze wereld, waar U meer van houdt dan wij, zijn we op volle snelheid verder gegaan, voelden we ons bekwaam en in staat alles te kunnen. Hebzuchtig naar winst lieten we ons volledig in materiële zaken en in gejaagdheid opgaan. We stopten niet bij Uw verwijt aan ons, we werden niet wakker geschud door oorlogen of onrecht over de hele wereld, noch luisterden we naar de roep van de armen of van onze zieke planeet. We gingen onverminderd door met de overtuiging dat we in een zieke wereld altijd gezond zouden blijven. Nu, op de stormachtige zee, vragen we U: 'Word wakker, Heer!'



"Waarom ben je bang? Heb je geen geloof?' Heer, U roept ons en roept ons tot geloof. Heer, U doet een beroep op ons, U doet een beroep op het geloof. Niet alleen in de overtuiging dat U bestaat, maar ook in de overtuiging waardoor wij met vertrouwen naar U toe komen. Tijdens deze periode van vasten klinkt Uw dringende oproep: "Bekeert u" (Mc 1:15), "Keert tot Mij terug, van ganser harte, met vasten, met geween en met rouwklacht" (Joël 2:12). U roept ons op om deze tijd van beproeving als een tijd van keuze te leven. Het is niet de tijd van Uw oordeel, maar van ons oordeel: een tijd om te kiezen wat er toe doet en wat voorbijgaat, een tijd om te onderscheiden wat nodig is en wat niet. Het is een tijd om ons leven weer op U Heer af te stemmen, en op de mensen om ons heen. We kunnen daarbij naar zoveel voorbeeldige metgezellen kijken, die, ofschoon bang, hebben geantwoord door hun leven te geven. Dit is de kracht van de Heilige Geest, uitgestort en gevormd in moedige en genereuze toewijding. Het is het leven in de Geest dat in staat is om te bevrijden, te waarderen en te laten zien hoe ons leven wordt gevormd en onderhouden door gewone - vaak vergeten - mensen die niet in de krantenkoppen en tijdschriften verschijnen, noch in de schijnwerpers van de laatste show staan, maar die ongetwijfeld in deze dagen een belangrijke pagina in onze geschiedenis schrijven: artsen, verpleegsters, supermarktmedewerkers, schoonmakers, verzorgers, vervoerders, ordehandhavers, vrijwilligers, priesters, religieuze mannen en vrouwen en nog vele anderen die hebben begrepen dat niemand zichzelf kan redden. In het licht van zoveel lijden, waar de authentieke ontwikkeling van onze volkeren wordt betracht, ervaren we het hogepriesterlijk gebed van Jezus: 'opdat zij allen één mogen zijn' (Joh.17, 21). Hoeveel mensen blijven elke dag geduldig, bieden hoop en zorgen ervoor geen paniek te zaaien maar een gedeelde verantwoordelijkheid te bevorderen! Hoeveel vaders, moeders, grootouders en leraren laten onze kinderen met kleine en alledaagse gebaren zien hoe ze een crisis kunnen doorstaan en hoe ze er doorheen kunnen komen door hun gewoonten aan te passen, hun blik op te heffen en het gebed aan te moedigen! Hoevelen zijn er niet die bidden, offeren en bemiddelen voor het welzijn van allen! Gebed en stille dienst: dit zijn onze zegevierende wapens.

"Waarom ben je bang? Heb je geen geloof?” Geloof begint wanneer we ons realiseren dat we redding nodig hebben. We zijn niet eigenmachtig; alleen zinken we: we hebben de Heer nodig, zoals de oude zeevaarders de sterren nodig hadden. Laten we Jezus uitnodigen in de boten van ons leven. Laten we onze angsten aan Hem overdragen zodat Hij ze kan bedwingen. Net als de discipelen zullen we ervaren dat we met Hem aan boord geen schipbreuk zullen leiden. Omdat dit de kracht van God is: alles wat er met ons gebeurt ten goede wenden, zelfs de slechte dingen. Hij brengt rust in onze stormen, want met God sterft het leven nooit.

De Heer vraagt ​​ons en nodigt ons midden in de storm uit om die solidariteit en hoop, die in de uren wanneer alles lijkt te vergaan, kracht, steun en betekenis kunnen geven, opnieuw tot leven te wekken en in praktijk te brengen. De Heer ontwaakt om ons paasgeloof te doen ontwaken en te doen herleven. We hebben een anker: door Zijn kruis zijn we gered. We hebben een roer: door Zijn kruis zijn we verlost. We hebben hoop: door Zijn kruis zijn we genezen en omarmd zodat niets en niemand ons kan scheiden van Zijn verlossende liefde. Laten we, temidden van het isolement waar we lijden door het gebrek aan genegenheid en mogelijkheden elkaar te ontmoeten, en we het gemis van zovele dingen ervaren, opnieuw naar de boodschap luisteren die ons redt: Hij is verrezen ​​en leeft onder ons. De Heer vraagt ​​ons vanaf Zijn kruis om het leven dat ons wacht te herontdekken, om te kijken naar degenen die ons nodig hebben, om de genade die in ons leeft te versterken, te herkennen en te koesteren. Laten we de kwijnende vlaspit (Jes. 42: 3) die nooit uitgaat niet doven, en alles doen om de hoop nieuw leven in te blazen.

Het omarmen van Zijn kruis betekent het vinden van de moed om alle ontberingen van de huidige tijd te aanvaarden, waarbij we onze honger naar macht en bezittingen even opgeven om ruimte te maken voor de creativiteit die alleen de Heilige Geest kan ingeven. Het is de moed vinden om ruimtes te openen waar iedereen zich geroepen kan voelen, en om nieuwe vormen van gastvrijheid, broederschap en solidariteit mogelijk te maken. Door Zijn kruis zijn we gered om hoop te verwelkomen en ons te helpen alle maatregelen en alle mogelijke wegen om onszelf en anderen te beschermen te laten versterken en ondersteunen. De Heer omarmen om hoop te omarmen: dat is de kracht van het geloof, die ons van angst bevrijdt en ons hoop geeft.

"Waarom ben je bang? Heb je geen geloof?” Beste broeders en zusters, vanaf deze plek die vertelt over het rotsvaste geloof van Petrus, zou ik vanavond jullie allemaal aan de Heer willen toevertrouwen, op voorspraak van Maria, heil van de zieken en sterre der zee temidden van de storm. Moge Gods zegen, vanaf deze zuilengalerij, die Rome en de hele wereld omarmt, op u neerkomen als een troostende omhelzing. Heer, moge U de wereld zegenen, ons lichaam gezond maken en ons hart troosten. U vraagt ​​ons om niet bang te zijn. Maar ons geloof is zwak en we zijn bang. Maar U, Heer, laat ons niet over aan de willekeur van de storm. Zeg ons weer: 'Wees niet bang' (Mt 28: 5). En wij, samen met Petrus, 'schuiven al onze zorgen op U af, omdat U om ons geeft' (vgl. 1 Pet. 5: 7).