Een CL vakantie in de jaren 60

Vakantie: de tijd van vrijheid

'Uitzien naar vakantie is een bewijs van de wil om te leven; om deze reden mag het geen ‘vakantie’ van jezelf zijn. Dan is de zomer geen onderbreking maar eerder een uitstel van het serieus nemen van het leven.' (5 juni 1964)
Luigi Giussani

De volgende tekst is een fragment uit de aantekeningen van een gesprek dat Don Giussani had in de zomer van 1964. Het verscheen voor het eerst in het Engels in het juli nummer van Traces in het jaar 2000.

Vanaf de eerste dagen van GS (Gioventù Studentesca) hadden we een duidelijk en eenvoudig idee: vrije tijd is de tijd waarin je tot niets verplicht bent, niets moet, vrije tijd is vrije tijd.

Omdat we vaak met ouders en leerkrachten debatteerden over hun idee dat GS te veel van de vrije tijd van de jongeren in beslag nam, terwijl ze eigenlijk zouden moeten studeren of werken in de keuken of rond het huis, placht ik altijd te zeggen: 'Natuurlijk hebben deze jongeren vrije tijd!'. 'Maar', zouden mensen tegenwerpen, 'een jongere, een volwassene wordt beoordeeld naar zijn werk; door hoe serieus hij zijn werk neemt, door zijn vasthoudendheid en loyaliteit aan zijn werk'. 'Nee', antwoordde ik, 'absoluut niet! Een jongere wordt beoordeeld op hoe hij zijn vrije tijd gebruikt.' En dan waren ze allemaal geschokt. Want in plaats daarvan ... als het vrije tijd is, betekent dit dat je vrij bent om te doen wat je wilt. Dus wat iemand echt wil kan worden afgeleid uit hoe hij zijn vrije tijd besteed.

Wat een persoon (een jongere of een volwassene) daadwerkelijk wil begrijp ik niet uit zijn werk of zijn studies - dat moet hij doen door sociale druk dan wel uit noodzaak - maar uit hoe hij zijn vrije tijd besteed. Als een jongere of een volwassene zijn vrije tijd verspilt, houdt hij niet van het leven; hij is een dwaas. De vakantie is feitelijk de klassieke tijd waarin bijna iedereen zich dwaas gaat gedragen. Echter, de vakantietijd is juist de meest nobele tijd van het jaar, omdat het óf dé tijd is waarin iemand zich zoveel als hij kan zich wil bezig houden met wat hij het belangrijkste vindt in zijn leven, óf zich helemaal nergens toe verbindt, en dan is hij, zoals ik al zei, een dwaas.

Het antwoord dat we meer dan veertig jaar geleden aan ouders en leerkrachten gaven, heeft een diepte die ze zich nog nooit gerealiseerd hadden: de hoogste waarde van de mens, zijn deugd, moed, energie, wat het leven de moeite waard maakt, ligt in gratuïteit, in zijn vermogen tot gratuïteit. En het is in vrije tijd dat gratuïteit zich echt openbaart en zich op een verbazingwekkende manier laat gelden.

De manier waarop je bidt, iemands trouw aan gebed, de waarheid van iemands relaties, iemands toewijding, enthousiasme, iemands nederige benadering van de realiteit, zijn emotionele betrokkenheid en compassie voor de dingen, dit alles is veel duidelijker tijdens vakantie dan gedurende het jaar. Op vakantie ben je vrij, en als je vrij bent, doe je wat je wilt.

Dit betekent dat vakantie belangrijk is. Allereerst vraagt ​​het aandacht bij de keuze van metgezellen en plaats, maar vooral gaat het om de manier waarop je leeft: als vakantie je nooit herinnert aan wat je vaker moet onthouden, als het je niet beter maakt voor anderen, maar je meer instinctief dan redelijk laat reageren, als het je niet leert om intens naar de natuur te kijken, als het je niet blij maakt om offers te brengen, dan heeft je tijd van rust zijn doel niet bereikt.

Vakantie moet zo vrij mogelijk zijn. Het criterium van vakantietijd is om ruimte te hebben om te kunnen ademen en, indien mogelijk, diep te ademen.

Vanuit dit oogpunt is het als regel à priori vaststellen dat een groep samen op vakantie moet tegengesteld aan wat we eerder hebben gezegd, omdat de zwakkere groepsleden bijvoorbeeld niet de moed hebben om "nee" te zeggen. Ten tweede druist het in tegen het missionaire principe: samen op vakantie gaan moet aan dit criterium voldoen. Vóór alles, het allerbelangrijkste, vrijheid. Vrijheid om te doen wat je wilt ... volgens het ideaal!

Wat levert het je op om zo te leven? Dankbaarheid en menselijke relaties die puur zijn. In dit alles is het laatste waar we van beschuldigd kunnen worden het aanbieden van een triest soort leven of iemand dwingen iets tegen zijn zin te doen: dat zou betekenen dat de persoon die bezwaar maakt verdrietig, vermoeid is, lusteloos, als iemand die niet eet en drinkt, dus iemand die niet van het leven geniet. Het is daarom dat Jezus de verbinding, de allesbepalende schakel tussen de mens die op aarde loopt en de levende God, het Oneindige, het oneindige Mysterie, identificeerde met eten en drinken. De Eucharistie is eten en drinken - ook al wordt ze nu zo vaak gereduceerd tot iets schematisch waarvan de betekenis niet meer wordt begrepen. Het is eten en drinken; agape is eten en drinken. De grootste uitdrukking van de relatie tussen mij en deze Aanwezigheid - dat is de mensgeworden God in U, o Christus, is eten en drinken met U, waarbij U zich identificeert met wat je eet en drinkt, zodat: "Ook al leef ik in het vlees, ik leef in het geloof van de Zoon van God (“geloof ”betekent het erkennen van een Aanwezigheid).