Hans van Mourik Broekman tijdens de Cobbenhagen-avond waarin Julián Carrón's boek ‘Opvoeding is zelf-communicatie’ werd gepresenteerd.

De rector van het Liverpool College over ‘Opvoeding is zelf-communicatie’

"Zoals de verwarde gesprekspartners van Socrates in Plato’s vroege dialogen geloven scholen kinderen te kunnen leren om gelukkiger te zijn door hen letterlijk te onderrichten over de deugden die ze moeten nastreven om gelukkig, vervuld en vrij te zijn."
Hans van Mourik Broekman

Allereerst wil ik jou Laurens bedanken voor het modereren van dit gesprek, en Michiel voor de uitnodiging om eraan deel te nemen. Ik ben me er vanavond van bewust dat het niet mogelijk is om te weten waarheen God iemand leidt. Een jaar geleden heb ik Juliáns boek Disarming Beauty gelezen. Op dat moment wist ik vrijwel niets over hem of over het charisma van Gemeenschap en Bevrijding. Het boek maakte grote indruk op mij. Nu neem ik deel aan een zoom-gesprek met jullie allemaal en met Julián zelf om het te hebben over een ander van zijn boeken. Ik ben verrast en verheugd om de paden van vriendschap en betrokkenheid te erkennen die me naar dit zoom-gesprek hebben geleid. Ik voel me heel bevoorrecht dat ik een kleine bijdrage mag leveren aan het thema van vanavond: Opvoeding is zelf-communicatie.

Dit doe ik vanuit een specifieke context. Ik ben 32 jaar lang leraar geweest in het Verenigd Koninkrijk en de VS, waarvan 23 jaar schoolhoofd. Ik ben directeur geweest van katholieke en anglicaanse scholen. Op dit moment geef ik leiding aan het Liverpool College, een seculiere school met Anglicaanse achtergrond. Er zitten 1600 leerlingen in de leeftijd van 4 tot 19 jaar op deze school, waarvan een deel op het internaat, en er werken 200 mensen. Mijn vrouw Eleanor en ik hebben ook vijf kinderen: de oudste is 23 en de jongste 16. Kortom, zoals velen van jullie ben ik heel mijn leven bezig geweest met opvoeding; als leerling, student, leraar en ouder. Juliáns boeken zijn voor mij een provocatie geweest om criteria vast te stellen waarmee ik dat wat ik als leraar en ouder doe, kan beoordelen.

Juliáns boek is niet een boek over de crises waar schooldirecteuren en politici zich in Engeland gewoonlijk zorgen over maken. Het gaat nergens over lage streefniveaus, slecht gedrag, ongelijkheid in schoolresultaten, het ontbreken van subsidie, het onvermogen om genoeg leraren aan te trekken, en de veranderende curricula: dit zijn de onderwijs crises waar we over lezen in de pers in het Verenigd Koninkrijk. Hier gaat het om een crisis die alleen zichtbaar is voor mensen die opvoeding niet koppelen aan een technische standaard van schoolprestaties maar aan een visie over hoe een jong persoon zich richting volledige volwassenheid beweegt en groeit in zijn vermogen om met de werkelijkheid bezig te gaan. Pas wanneer deze definitie of norm van opvoeding als het binnenleiden van kinderen in de totaliteit van de werkelijkheid wordt toegepast, worden de contouren van ons probleem helder. In deze zin zijn Juliáns inzichten profetisch en niet vanzelfsprekend. Schokkend is het, en misschien bedroevend, dat dit op zichzelf interessant en op zijn minst origineel is. Ik moet bekennen dat ik de crisis waar hij op zinspeelt niet zou hebben herkend als ik hem of zijn gedachtes niet zou zijn tegengekomen en hebben ontmoet, samen met zijn heldere uitleg van de manier waarop de rede zelf kan worden gereduceerd en de daarmee gepaard gaande reductie in de menselijke persoon die leidt tot verveling onder de leerlingen en vervreemding van de opvoedkundige taak zelf. Ik zie dit onvermogen van opvoeders, en vooral van leraren, om de ware natuur van het probleem te herkennen als een even groot probleem als het probleem zelf. In mijn ervaring zijn veel leerkrachten zo ver verwijderd van het begrijpen van opvoeding in deze brede zin van het woord en hebben ze zozeer een technische en begrensde visie op hun beroep omarmd, dat ze de oorzaak van de pijn en verwarring van hun leerlingen niet meer zien. Deze blindheid leidt vervolgens ook tot een vicieuze cirkel van steeds intensievere maatregelen die tot technische en pedagogische oplossingen moeten leiden, of het nu steeds strengere schoolregels zijn, of grotere investeringen in technologie en meer medewerkers, of het constant aanpassen van het curriculum en de school routines, in de verkeerde veronderstelling dat alles met een beetje meer inzet, een beetje meer bekwaamheid, een beetje meer verandering goed zal komen. Juliáns diagnose van het probleem maakt duidelijk dat deze marginale veranderingen niet zullen leiden tot de fundamentele, hervormende verandering die nodig is.

Terwijl ik het boek las, heb ik geprobeerd om het in mijn eigen ervaring te verifiëren, om te zien en te voelen of de centrale beschrijving van de essentiële opvoedingsuitdaging overeenkwam met mijn eigen ervaring, en of zijn beschrijving van opvoeding als zelf-communicatie overeenkwam met mijn eigen diepste verlangens als ouder, leraar en schooldirecteur. Wat we vandaag de dag op scholen zien is een enorme toename aan psychische moeilijkheden onder jonge mensen, een toename aan zelfmedicatie via drugs- en alcoholgebruik, een slaafse toewijding aan een hele verzameling aan ideologieën die leiden tot minder belangstelling in hun eigen ervaringen en in de ervaringen en meningen van andere mensen, en tot verdeeldheid onder leerlingen en het personeel, en de toenemende moeite om vooral minder bekwame en oudere leerlingen te motiveren om zich bezig te houden met de dingen die wij belangrijk achten. Kortom, op scholen ervaart men een probleem van genegenheid: als ik aan mijn klassen vraag of ze geloven dat het bestaan van het universum en hun leven op zichzelf goed, slecht of om het even is, dan stemt rond de 50 procent voor om het even. Voor velen is het geschenk van het leven zelf, of zelfs van het Zijn, niet positief.. Ten laatste is er een probleem van de vrijheid. Veel leerlingen streven het na zoveel mogelijk alle opties open te houden door geen keuzes te maken en zien dat als het summum van vrijheid. Dit maakt dat velen van hen niet in staat zijn om zich ergens op toe te leggen, of het nu een sportclub, een vriendje, hun land of gemeenschap of zelfs een geloof of de ervaring ervan is. Het aantal stelletjes onder de leerlingen in de school neemt bijvoorbeeld elk jaar af.

Al deze problematische fenomenen worden normaal gesproken uitgelegd aan de hand van de opkomst van de sociale media en overmatig internetgebruik. Onderzoek wijst uit dat deze nieuwe technologische trends in het leven van jonge mensen het moment kunnen verklaren waarop deze problemen op scholen in een stroomversnelling zijn gekomen. Maar wat onderzoek niet laat zien, niet probeert uit te wijzen, en niet kan opperen, is een oplossing, een weg vooruit, een diagnose die ook een mogelijke remedie is. Kortom, in het West-Europese onderwijs constateren wij meermalig en zorgvuldig dat het niet goed gaat met onze kinderen, maar we weten niet zo goed wat we eraan kunnen doen. De meest recente ideeën en voorstellen lijken het inzicht van Aristoteles af te wijzen dat we niet leren om te weten te komen wat goedheid is, maar om goed te worden. Scholen geloven, net zoals de verwarde gesprekspartners van Socrates in Plato’s vroege dialogen, dat we kinderen kunnen leren om gelukkiger te zijn door hen letterlijk onderricht te verschaffen over de deugden die ze moeten nastreven om gelukkig, vervuld en vrij te zijn. We hebben het leven zelf tot een schools onderzoek gemaakt, een onderwerp voor een emotieloze studie met een neutrale blik. Dit boek dient als een fantastisch correctiemiddel voor deze Cartesiaanse en positivistische fout.
Wat vooral indruk maakt, is de herhaaldelijke nadruk in het boek op het feit dat het probleem en de oplossing beginnen bij volwassenen die begrijpen dat opvoeden onszelf communiceren is, het belichamen van een hypothese voor het leven als geheel, die onze kinderen of leerlingen kunnen verifiëren. Het boek schuwt en hekelt de mode om maar nieuw beleid, nieuwe theorieën, nieuwe plannen en nieuwe strategieën te bedenken. Het boek deed me dan ook denken aan de uitspraak van pater Albacete: we worden gered door een persoon en niet door een idee. Dit zal vele schoolhoofden en leraren teleurstellen en verwarren. Al werken ze in de menselijke onderneming bij uitstek, namelijk het opvoeden van mensen, toch zijn ze geneigd om oplossingen te zoeken in concepten, ideeën, en ideologieën. Het boek roept ons op om verantwoordelijkheid te nemen door te erkennen dat, als we opvoeders zijn, we niet kunnen vermijden dat we onze hele persoon moeten inzetten om onze eigen ervaring van de totaliteit van de werkelijkheid over te brengen. Dit is waar en het is ontnuchterend, zelfs overweldigend in zijn implicaties. Vanwaar zal deze beweging, deze redding komen?

Het boek is duidelijk. Die zal komen van mensen die zelf gegrepen en veranderd zijn, mensen die iemand en iets ontmoet hebben dat hun ervaring omvat, mensen die in hun persoon en in hun eigen wezen in staat zijn om een hypothese over de totaliteit van de ervaring over te brengen en voor te stellen. Dit is duidelijk waar, maar het is ook moeilijk om te accepteren, omdat het huidige klimaat in scholen actief indruist tegen het naar boven komen van zulke mensen. In het boek beschrijft Julián als voorbeeld van wat een leraar zou moeten zijn, het verhaal van een docent die door Dublin rijdt, terwijl hij een zich misdragende leerling ertoe brengt om zijn verantwoordelijkheid onder ogen te zien, en hem uiteindelijk weer in het centrum afzet. Deze leraar zou in mijn school een aantal professionele en veiligheidsprotocollen overtreden en ontslagen worden.

Mijn eigen geval ziet er niet anders uit.Onze school word alom geprezen door onder meer leerlingen, collega's, journalisten, ouders, de onderwijsinspectie, en ministers. In een zekere zin is er helemaal geen enkele rede of voordeel voor mijzelf en mijn collega's om onze eigen praktijken te betwijfelen, onze ambities te verbreden, of onzelf te ondervragen. Maar toch...., ik ervaar een diep verlangen om dit wel te doen. Om mijn eigen status en reputatie en die van onze school in een zekere zin op het spel te zetten, om een nieuw risico te nemen voor een bredere visie op onderwijs en opvoeding die meer correspondeert met dat verlangen. Ik, en steeds meer collega's, willen proberen onze roeping als leraren te laten regenereren door een nieuwe aanpak, een nieuwe blik, een nieuwe praktijk. Dit verlangen komt voort uit een deel van mijzelf dat ik erken als authentiek, onherleidbaar, en onvermijdelijk. Mijn hart is de grond van dit verlangen, en Julián’s boek is voor mij vooral van betekenis omdat hij mij een uitleg heeft gegeven van dit verlangen, en een methode om er vervolg aan te geven. Hij heeft mij laten zien dat dit verlangen redelijk is en daarom niet onderdrukt of vergeten kan of hoeft te worden

Mijn collega’s en ik zijn nu die risicovolle reis begonnen op zoek naar de taal en de gemeenschap, als eerste vereisten voor een cultuur, die op zijn minst open is voor de mogelijkheid van opvoeding als zelf-communicatie. In mijn ervaring als de auteur van boeken die geïnspireerd zijn door Juliáns boodschap maar gericht aan leraren, ouders en leerlingen, is er een honger en dorst naar een gesprek over wat opvoeding zou moeten zijn, over wat onze kinderen mankeert, over de mogelijkheid dat onze zogenaamde oplossingen niet werken omdat de antropologie van leerling en leraar die we gebruiken zo vreselijk gereduceerd is, omdat we niet vertrekken vanuit het menselijke verlangen naar totaliteit en gemeenschap, en dat deze reductie zelf het probleem is.

Ik ben tot de bevinding gekomen dat ik als schoolhoofd het mijn collega’s, mijn leerlingen en mijzelf verschuldigd ben om ervoor te zorgen dat dit gesprek geformaliseerd en erkend wordt, hoe onuitgewerkt en voorlopig dan ook. Ik weet dat dat verdacht veel op een plan of zelfs een strategie lijkt, maar ik hoop dat Julián me kan vergeven.

Bedankt, Julián, dat je me eraan herinnert wat ik als leraar en vader ben.