Vakantie, de tijd van de vrijheid
‘Uit het feit dat we er zo naar uitzien, blijkt een wil om te leven: juist daarom moet het geen ‘uitrusten’ van jezelf’ zijn of een ‘uitstel van het serieus nemen van je leven’. Giussani’s woorden kunnen helpen om meer te genieten van de komende weken.De vakantie komt eraan. Geen afschakelen van jezelf, maar een kans om nog meer tot de bodem te gaan van wat je beleeft. Want juist in je vrije tijd begrijp je wat je werkelijk wilt. Hieronder enkele passages over dit thema, uit conversaties van don Giussani met enkele jongeren.
Aantekeningen van een gesprek tijdens een aperitief met don Giussani net voor de zomervakantie (uit: Tracce, juli-augustus 1997)
Vanaf de allereerste dagen van Scholieren-Jeugd (GS) hebben we een duidelijk en eenvoudig concept gehad: vrije tijd is de tijd waarin je tot niets verplicht bent, waarin er niets is dat je verplicht bent om te doen; vrije tijd is vrije tijd.
Aangezien we vaak discussies hadden met ouders en leraren over het feit dat GS een te groot deel van de vrije tijd van de jongeren in beslag nam, terwijl ze eigenlijk zouden moeten studeren of helpen in de keuken, in het huis, zei ik: ‘Maar ze zullen toch ook wel een keer echte vrije tijd hebben?’ Maar een jongere, een volwassene’, wierp men mij tegen, ‘beoordeel je naar zijn werk, naar de ernst waarmee hij werkt, naar de volharding en de trouw van zijn werk’. ‘Welnee’, antwoordde ik, ‘helemaal niet! Een jongere beoordeel je naar hoe hij zijn vrije tijd gebruikt’. Nou, wat waren ze geschokt en beledigd! Toch is het zo… als het vrije tijd is, dan betekent dat je vrij bent om te doen wat je wilt. Daarom begrijp je wat iemand wil uit hoe hij zijn vrije tijd gebruikt.
Wat iemand – een jongere of volwassene – echt wil, dat begrijp ik niet uit hoe hij werkt of studeert, dus uit wat hij verplicht is te doen, uit de sociale conventies of noodzakelijkheden, maar uit hoe hij zijn vrije tijd gebruikt. Als een jongere of volwassene zijn vrije tijd verkwist, dan houdt hij niet van het leven: dan is hij dwaas. De vakantie is dan ook de typische tijd waarin bijna iedereen dwaas wordt. Terwijl de vakantie juist de meest nobele tijd van het jaar is, want ze is het moment waarop je je naar believen bezig kunt houden met de waarde die je voor je leven het belangrijkste acht, ofwel je juist helemaal nergens mee bezig kunt houden – en dan ben je, inderdaad, dwaas.
Het antwoord dat we meer dan veertig jaar geleden aan die ouders en leraren gaven, heeft een diepgang die zij nooit bereikt hadden: de hoogste waarde van de mens, de deugd, de moed, de energie van de mens, datgene waarvoor het leven de moeite waard is, is de gratuïteit, zijn vermogen tot gratuïteit. En het is juist in de vrije tijd dat de gratuïteit op verbazingwekkende wijze naar voren treedt en doorbreekt. Je manier van bidden, je trouw aan het gebed, waarachtigheid in je relaties, toewijding, smaak voor de dingen, bescheidenheid in het gebruik van de werkelijkheid, ontroering en mededogen voor de dingen, dit alles zie je veel beter tijdens de vakantie dan gedurende het jaar. In de vakantie ben je vrij en als je vrij bent, doe je wat je wilt.
Dit betekent dat de vakantie iets belangrijks is. Dit impliceert allereerst dat de keuze voor het gezelschap en de plek met aandacht genomen moet worden, maar vooral heeft het te maken met de manier waarop je ze beleeft: als je vakantie je nooit herinnert aan waar je het liefste aan zou denken, als ze je niet vriendelijker maakt jegens de anderen, maar instinctiever, als ze je niet met diepe aandacht naar de natuur laat kijken, als ze je niet met vreugde een offer laat brengen, dan bereikt de tijd van rust zijn doel niet. De vakantie moet zo vrij mogelijk zijn. Het criterium voor vrije tijd is dat we vrij kunnen ademen, met zo vol mogelijke teugen.
Vanuit dit oogpunt zou het verheffen tot beginsel a priori dat een groep per se samen op vakantie moet, allereerst in strijd zijn met wat we gezegd hebben omdat de zwaksten in het gezelschap, bijvoorbeeld, misschien geen nee durven zeggen. In de tweede plaats is het in tegenspraak met het missionaire principe: ook samen op vakantie gaan moet beantwoorden aan dit criterium. Hoe dan ook, in de eerste plaats, vrijheid voor alles. Vrijheid om te doen wat je wilt… volgens het ideaal! Wat levert het je op, zo te leven? De gratuïteit, de zuiverheid van de menselijke relatie.
Bij dit alles is het laatste waarvan men ons kan beschuldigen, dat wij uitnodigen tot een droevig leven of dwingen tot een zwaarmoedig leven: het zou er het teken van zijn dat juist degene die dat zegt droevig, zwaar op de hand en uitgemergeld is. Waarbij uitgemergeld duidt op wie niet eet en drinkt en dus niet van het leven geniet. En dan te bedenken dat Jezus het instrument, de hoogste band tussen de mens die op aarde wandelt en de levende God, het Oneindige, het oneindige Mysterie, geïdentificeerd heeft met eten en drinken: de eucharistie is eten en drinken – ook al wordt het tegenwoordig al te vaak gereduceerd tot een schematisme waarvan je de betekenis niet meer begrijpt. Het is eten en drinken: agape is eten en drinken. De grootste uitdrukking van de relatie tussen deze aanwezigheid die God is die mens geworden is in u, o Christus, en mijzelf, is eten en drinken met u. Waarbij jij je identificeert met wat je eet en drinkt, zodat ‘ik, ook al leef ik in het vlees, leef in het geloof in de Zoon van God’ (‘geloof’ betekent de erkenning van een Aanwezigheid).