foto: Catholic Press

Dicasterie voor de Leken. Paus Franciscus' woorden

De toespraak van de paus tot de deelnemers aan de bijeenkomst van lekenverenigingen, kerkelijke bewegingen en nieuwe gemeenschappen, georganiseerd door het Dicasterie voor de Leken, het Gezin en het Leven.
Paus Franciscus

Geliefde broeders en zusters, goedemorgen en welkom!

Van harte groet ik Zijne Eminentie Kardinaal Kevin Farrell, en ik dank hem voor de woorden die hij tot mij heeft gesproken. En ik dank u allen, dat u aanwezig bent ondanks de door de pandemie veroorzaakte ongemakken en soms door het slechte gevoel dat dit decreet misschien in de harten van sommige mensen heeft gezaaid. Ik groet en dank ook degenen die deelnemen via videoverbinding, van wie de meesten niet konden reizen vanwege de beperkingen die in veel landen nog van kracht zijn. Ik weet niet hoe de secretaris erin geslaagd is terug te keren uit Brazilië! Later zult u het me moeten uitleggen.

[De Secretaris antwoordt: In quarantaine].

1. Ik wilde hier vooraleerst, in de eerste plaats, zijn om u te bedanken! Dank u voor uw aanwezigheid als leken, mannen en vrouwen, jong en oud, die zich inzetten om het evangelie te leven en ervan te getuigen in de dagelijkse realiteit van het leven, in uw werk, in veel verschillende contexten - onderwijs, sociaal engagement, enzovoort, op straat, bij spoorwegstations, daar waar u allemaal was - het uitgestrekte terrein van uw apostolaat, het is uw evangelisatie. En we moeten begrijpen dat evangelisatie een mandaat is dat voortkomt uit het doopsel, het doopsel dat ons samen tot priesters maakt, in het priesterschap van Christus; het priesterlijk volk, nietwaar? En we moeten niet wachten tot de priester komt, tot de priester evangeliseert, de missionaris... Ja, ze doen veel goeds, maar wie gedoopt is, heeft de taak om te evangeliseren. En u heeft dit opnieuw doen ontwaken met uw bewegingen. En dit is zeer goed. Dank u.

De laatste maanden hebt u met uw eigen ogen het lijden en de angst van vele mannen en vrouwen als gevolg van de pandemie, vooral in de armste landen, waar velen van u aanwezig zijn, gezien en u hebt het met uw handen kunnen aanraken. Een van u heeft met mij hierover gesproken. Zoveel armoede en gebrek... Dan denk ik hier aan ons, in het Vaticaan - waar alles klopt, nietwaar? - die klagen als onze maaltijd niet gaar is, terwijl... er mensen zijn die niets te eten hebben. Ik ben u dankbaar omdat u niet bent gestopt; u bent niet gestopt met het brengen van uw solidariteit, uw hulp, uw evangelisch getuigenis zelfs tijdens de moeilijkste maanden, toen de besmettingsgraad zeer hoog was. Ondanks de beperkingen als gevolg van de noodzakelijke preventieve maatregelen hebt u niet opgegeven: integendeel, ik weet dat velen van u hun inspanningen hebben verdubbeld, door zich aan te passen aan de reële situaties waarin u zich bevond en waarmee u zich geconfroneerd zag met de creativiteit die voortkomt uit liefde, omdat zij die zich geliefd weten door de Heer, liefhebben zonder maat. Wij hebben dit "zonder maat" gezien bij zovele religieuze zusters, bij zovele gewijde vrouwen, bij zovele priesters en bisschoppen. Ik denk aan een bisschop die uiteindelijk werd geïntubeerd omdat hij altijd bij zijn volk wilde blijven. Hij is nu langzaam aan het herstellen. Hierin was u en al het volk van God samen, u was erbij. Niemand van u zei: "Nee, ik kan niet gaan, want mijn stichter denkt er anders over". Dus, geen stichter: hier was het Evangelie dat riep, en iedereen vertrok. Ik dank u hartelijk. U bent getuigen geweest van "die (gezegende) gemeenschappelijke saamhorigheid waarvan wij niet mogen worden beroofd: onze saamhorigheid als broeders en zusters". Er zijn geen halve maatregelen.

2. Als leden van verenigingen van gelovigen, van internationale kerkelijke bewegingen en andere gemeenschappen hebt u een waarlijk kerkelijke zending. Met toewijding tracht u de charismatische gaven, die de heilige Geest door uw stichters aan alle leden van uw groepen heeft geschonken, voor te leven en vruchtbaar te maken ten bate van de Kerk en van de vele mannen en vrouwen aan wie u in het apostolaat u toewijdt. Ik denk in het bijzonder aan hen die zich in de existentiële periferie van onze samenlevingen bevinden, die verlatenheid en eenzaamheid ervaren in hun eigen bestaan, en die lijden onder hun vele materiële noden en onder morele en geestelijke armoede. Het zal ons allen goed doen om elke dag niet alleen aan de armoede van anderen te denken, maar ook en vooral aan die van onszelf. Er is iets met Moeder Teresa dat vaak in onze gedachten opkomt, nietwaar? Ja, zij was een religieuze zuster, maar dit overkomt ons allemaal als we op straat zijn. Als je gaat bidden en niets voelt. Ik noem het dat spirituele atheïsme, waar alles donker is, waar alles lijkt te zeggen: "Ik heb gefaald, dit is niet de weg, het is slechts een illusie"... maar wat een verleiding, van dat atheïsme, als het in gebed komt. De arme Moeder Teresa heeft veel geleden, want het is de wraak van de duivel ons daarheen te laten gaan, naar de periferie waar Jezus is, ja waar Jezus geboren is, nietwaar? Wij verkiezen een geraffineerd Evangelie, een gedistilleerd Evangelie. Maar dat is niet het Evangelie. Het Evangelie is dit. Dank u. Het zal ons allen goed doen om aan die vormen van armoede te denken.

U ook, met de beperkingen en de zonden van elke dag - God zij dank, dat wij zondaars zijn en dat God ons de genade schenkt om onze zonden te erkennen en ook de genade om te vragen of naar de biechtvader te gaan. Dit is een grote genade: verlies die niet... zij het met deze beperkingen, u bent een duidelijk teken van de vitaliteit van de Kerk. U vertegenwoordigt een missionaire kracht en een aanwezigheid van profetie die ons hoop geeft voor de toekomst. Ook u, samen met de herders en alle andere lekengelovigen, hebt de verantwoordelijkheid om te bouwen aan de toekomst van het heilige gelovige volk van God. Maar bedenk altijd dat bouwen aan de toekomst niet betekent dat we uit het heden moeten treden waarin we leven! Integendeel, de toekomst moet hier en nu worden voorbereid, zij ligt "in de keuken", men moet leren luisteren en de tegenwoordige tijd met eerlijkheid en moed onderscheiden, en met de bereidheid tot een voortdurende ontmoeting met de Heer, een voortdurende persoonlijke bekering. Anders loopt men het risico in een "parallelle wereld" te leven, gedistantieerd, ver van de werkelijke uitdagingen van de maatschappij, van de cultuur en van al die mensen die naast je leven en die op je christelijk getuigenis wachten. Het behoren tot een vereniging, een beweging of een gemeenschap, vooral als die verwijzen naar een charisma, mag ons inderdaad niet "veilig en wel" opsluiten, ons veilig doen voelen, alsof er geen antwoord nodig is op uitdagingen en veranderingen. Wij christenen zijn altijd allemaal in beweging, altijd moeten we ons bekeren, altijd werken aan ons onderscheidingsvermogen. En zo vaak vinden we zogenaamde "pastorale agenten"; zij het bisschoppen, priesters, zusters, gecompromitteerde leken. Ik hou niet van dat woord. De leken zijn "gecompromitteerd" of "niet gecompromitteerd". De leken zijn actief in iets. Maar er zijn er die de reis houden voor een toeristisch uitstapje of de reis verwarren met steeds in zichzelf gekeerd te zijn, zonder vooruit te kunnen. De weg van het evangelie is geen toeristische trip. Het is een uitdaging: elke stap is een uitdaging en elke stap is een oproep van God, elke stap is - zoals wij in ons land zeggen - "vlees op de gril leggen". Altijd vooruit. Wij zijn altijd in beweging, altijd ons bekerend, altijd bezig Gods wil te doen. Denken dat we "nieuw" zijn in de Kerk - dit is een verleiding die nieuwe gemeenschappen of bewegingen vaak overkomt - en daarom geen behoefte hebben aan verandering, kan een valse zekerheid worden. Zelfs nieuwigheden worden snel oud! Daarom moet het charisma waartoe wij behoren meer en meer worden bevorderd, en moeten wij ons steeds samen bezinnen om het te incarneren in de nieuwe situaties waarin wij leven. Dit vraagt van ons een grote volgzaamheid en een grote nederigheid, om onze beperkingen te erkennen en te accepteren dat verouderde manieren van doen en denken, of methoden van apostolaat die niet langer doeltreffend zijn, of vormen van organisatie van het interne leven die inadequaat of zelfs schadelijk zijn gebleken, worden veranderd. Dit is bijvoorbeeld een van de diensten die de Generale Kapittels ons altijd verlenen, als ze niet goed zijn moet je ze herzien, nietwaar? ... tijdens de assemblee, ik weet niet hoe je ze noemt, ik ben er niet zeker over.

Maar nu komen we tot het punt waar u op hebt gewacht.

3. Het decreet betreffende de internationale verenigingen van gelovigen, dat op 11 juni jl. werd afgekondigd, is een stap in die richting. Maar houdt dit decreet ons gevangen? Ontzegt het ons onze vrijheid? Neen, dit decreet spoort ons aan enkele veranderingen te aanvaarden en de toekomst voor te bereiden, te beginnen bij het heden. Aan de oorsprong van dit decreet ligt toch niet een of andere theorie van de Kerk of van lekenbewegingen die u wilt toepassen of opleggen? Nee, die is er niet. Het is juist de realiteit van de laatste decennia die ons de noodzaak heeft aangetoond van de veranderingen die het decreet van ons vraagt. En ik zal u iets vertellen over deze ervaring van de laatste decennia van de periode na het Concilie. In de Congregatie voor Religieuzen bestuderen ze de religieuze congregaties, de verenigingen die in deze periode werden opgericht. Het is merkwaardig, het is zeer merkwaardig. Velen, velen, met een nieuwigheid die groot was, zijn in zeer moeilijke situaties terechtgekomen: ze zijn onder apostolische visitatie terechtgekomen, ze zijn in verschrikkelijke zonden verstrikt geraakt, ze zijn onder commissie geplaatst... En nu voeren zij een studie uit. Ik weet niet of u dit kunt publiceren, maar beter dan ik weet u uit klerikaal geroddel wat deze situaties zijn. Maar het zijn er veel en niet alleen de grote die we kennen, die schandalig zijn, de dingen die ze deden om een heel andere Kerk te lijken - het leek zo, nietwaar? De Redemptoristen ... - maar ook de kleinere. In mijn land bijvoorbeeld zijn er al drie opgeheven en allemaal zijn ze in de smerigste zaken verzeild geraakt. Ze boden heil, nietwaar? Zo leek het... Altijd met die rode draad van disciplinaire starheid. Dat is belangrijk. En dit is voor mij een leidraad geweest ... En deze realiteit van de laatste decennia heeft om ons te helpen een reeks veranderingen laten zien, veranderingen die het Decreet van ons vraagt. Vandaag richt u zich dus, uitgaande van dat Decreet, op een thema dat niet alleen voor ieder van u van belang is, maar voor de gehele Kerk: "De verantwoordelijkheid van het bestuur in lekengroepen. Een kerkelijke dienst". Besturen is dienen. De uitoefening van het bestuur binnen verenigingen en bewegingen is een thema dat mij bijzonder na aan het hart ligt, vooral gezien - wat ik al eerder zei - de gevallen van misbruik van uiteenlopende aard die zich in deze realiteiten hebben voorgedaan en die altijd hun oorsprong vinden in machtsmisbruik. Dit is de oorsprong: machtsmisbruik. Niet zelden heeft de Heilige Stoel in de afgelopen jaren moeten ingrijpen en moeilijke rehabilitatieprocessen op gang moeten brengen. En dan denk ik niet alleen aan deze zeer lelijke situaties, die veel stof doen opwaaien, maar ook aan de ziektes die voortkomen uit de verzwakking van het stichtend charisma, dat lauw wordt en zijn aantrekkingskracht verliest.

4. De bestuursfuncties die u zijn toevertrouwd in de lekengroepen waartoe u behoort zijn niets anders dan een oproep om te dienen. Maar wat betekent het voor een christen om te dienen? Bij verschillende gelegenheden heb ik de gelegenheid gehad om te wijzen op twee obstakels die een christen op zijn weg kan tegenkomen en die hem verhinderen een echte dienaar van God en van anderen te worden (vgl. Ochtendmeditatie in het Casa Santa Marta, 8 november 2016).

5. De eerste is de "machtswellust", wanneer deze machtswellust ervoor zorgt dat je de aard van de dienstbaarheid in het bestuur verandert. Hoe vaak hebben wij anderen niet onze "machtswellust" laten voelen? Jezus heeft ons geleerd dat degene die beveelt, moet worden als degene die dient (vgl. Lc 22,24-26) en dat "wie de eerste wil zijn, de laatste van allen en dienaar van allen moet zijn" (Mc 9,35). Jezus maakt met andere woorden korte metten met de waarden van de wereldsgezindheid, van de wereld.

Ons verlangen naar macht komt op vele manieren tot uiting in het leven van de Kerk; bijvoorbeeld wanneer wij menen, op grond van de rol die wij hebben, dat wij beslissingen moeten nemen over alle aspecten van het leven van onze vereniging, bisdom, parochie, congregatie. Wij delegeren taken en verantwoordelijkheden voor bepaalde gebieden aan anderen, maar alleen in theorie! In de praktijk echter wordt het delegeren aan anderen uitgehold door de zucht om overal aanwezig te zijn. En dit verlangen naar macht doet alle vormen van subsidiariteit teniet. Deze houding is lelijk en ontneemt het kerkelijk lichaam zijn kracht. Het is een slechte manier van "disciplineren". En we hebben het gezien. Zoveel - daarbij denk ik aan de congregaties die ik het meest ken - oversten, algemene oversten die zichzelf in de macht vereeuwigen en duizenden, duizenden dingen doen om steeds weer herkozen te worden, nietwaar? Zelfs het veranderen van de constituties ... En daarachter schuilt een verlangen naar macht. Dit helpt niet; dit is het begin van het einde van een vereniging, van een congregatie.

Misschien denken sommigen dat dit "verlangen" hen niet aangaat, dat het zich niet voordoet in hun eigen vereniging. Laten we niet vergeten dat het Decreet over de internationale verenigingen van lekengelovigen niet alleen gericht is tot enkele van de hier aanwezigen, maar voor allen is, zonder uitzondering. Voor allen. Er zijn er niet die meer of minder goed zijn dan anderen, volmaakt of niet: alle kerkelijke realiteiten zijn geroepen om zich te bekeren, om de geest die de bepalingen bezielt die ons in het Decreet worden gegeven, te begrijpen en in praktijk te brengen. Ik heb hier twee beelden van. Twee historische beelden. Die zuster die bij de ingang van het Kapittel stond en zei: "Als u op mij stemt, zal ik dit voor u doen". Ze kopen macht. En dan - een zaak die me vreemd voorkomt, is 't niet? -, zoals: "De geest van de stichter is op mij neergedaald". Maar dat klinkt als een profetie uit Jesaja, nietwaar? "Hij heeft hem aan mij gegeven! Ik moet alleen gaan of alleen omdat de stichter mij zijn mantel heeft gegeven, zoals Elia aan Elisa. En jij, ok, regel de stemming, maar ik heb de leiding". En dit gebeurt er! Ik heb het niet over fantasieën. Dit gebeurt vandaag en in de Kerk.

De ervaring om dicht bij uw realiteit te blijven heeft ons geleerd dat het goed en noodzakelijk is om te voorzien in een rotatie in de posten van bestuur, en in een vertegenwoordiging van alle leden in uw verkiezingen. Zelfs in het kader van het godgewijde leven zijn er religieuze instituten die, door steeds dezelfde mensen op bestuursposten te houden, zich niet op de toekomst hebben voorbereid; zij hebben misbruik laten binnensluipen en ondervinden nu grote moeilijkheden. Ik denk, u zult het niet weten [ooit?] maar er is een instituut waar het hoofd Amabilia heette. Het instituut werd uiteindelijk "odiobilia" genoemd omdat de leden beseften dat de vrouw een "Hitler" in het habijt was.

6. Dan is er nog een andere hinderpaal voor ware christelijke dienstbaarheid, en deze is heel subtiel: ontrouw. We komen het tegen wanneer iemand de Heer wil dienen, maar ook andere dingen dient die niet de Heer zijn. En achter andere dingen gaat altijd geld schuil, nietwaar? Het is een beetje als een dubbelspel spelen! We zeggen met woorden dat we God en anderen willen dienen, maar in feite dienen we ons ego, en buigen we voor ons verlangen om te verschijnen, om erkenning, waardering te krijgen... Laten we niet vergeten dat ware dienstbaarheid gratuit en onvoorwaardelijk is, zij kent geen berekeningen of eisen. Ook vergeet ware dienstbaarheid gewoonlijk de dingen die zij heeft gedaan om anderen te dienen. En het gebeurt, nietwaar? Ieder van jullie heeft deze ervaring wel eens gehad, wanneer je bedankt wordt, en je vraagt "Waarvoor?" - "Voor wat je gedaan hebt ..." - "Maar wat heb ik gedaan ?" ... En dan komt het in je op. Het is service. Punt.

En we lopen in de val van ontrouw wanneer we onszelf aan anderen voorstellen als de enige vertolkers van het charisma, de enige erfgenamen van onze vereniging of beweging - dat geval dat ik eerder noemde - of wanneer we, in de overtuiging dat we onmisbaar zijn, alles in het werk stellen om functies voor het leven te bekleden; of opnieuw wanneer we beweren dat we a priori beslissen wie onze opvolger moet zijn. Gebeurt dit? Ja, het gebeurt. En vaker dan wij denken. Niemand is meester over de gaven die ten bate van de Kerk zijn ontvangen - wij zijn bestuurders -, niemand mag ze verstikken, ze laten meegroeien met mij of met wat na mij komt. In plaats daarvan is ieder, waar hij of zij door de Heer geplaatst is, geroepen om ze te laten groeien, ze te maken en vrucht te laten dragen, in het vertrouwen dat God aan het werk is in alle dingen in alle mensen (vgl. 1 Kor 12,6) en dat ons ware goed vrucht draagt in de kerkelijke gemeenschap.

7. Beste vrienden, laten wij, bij het vervullen van de rol van bestuur die ons is toevertrouwd, leren echte dienaren van de Heer en van onze broeders en zusters te zijn, laten wij leren te zeggen: "wij zijn onwaardige dienaren" (Lc 17,10). Laten wij deze uitdrukking van nederigheid, van volgzaamheid aan Gods wil, die de Kerk zoveel goeds doet en herinnert aan de juiste houding om in haar te werken in gedachten houden: nederige dienstbaarheid, waarvan Jezus ons het voorbeeld gaf door de voeten van de leerlingen te wassen (vgl. Joh. 13, 3-17; Angelus, 6 oktober 2019).

8. In het document van het Dicasterie wordt verwezen naar de stichters. Dit lijkt zeer verstandig. Maar, stichters moeten niet veranderd worden; blijf vooruit gaan. Enigszins ter vereenvoudiging zou ik willen zeggen dat we in kerkelijke bewegingen (en ook in religieuze congregaties) onderscheid moeten maken tussen bewegingen in wording en bewegingen die reeds een zekere organische en juridische stabiliteit hebben verworven. Het zijn twee verschillende realiteiten. De eerste (ook de instituten), hebben een levende stichter of stichteres.

Terwijl alle instituten - of het nu religieuzen zijn of leken - de plicht hebben om in vergaderingen of kapittels de toestand van het stichtingscharisma na te gaan en de nodige wijzigingen aan te brengen in hun eigen jurisdictie (die dan door het betreffende Dicasterium wordt goedgekeurd), is in instituten in oprichting - en ik zeg in oprichting in de ruimste zin van het woord: instituten die een levende stichter hebben, vandaar dat het Decreet spreekt van stichter voor het leven - die zich in de stichtingsfase bevinden, deze verificatie van het charisma meer continu, om het zo te zeggen. Daarom spreekt het document van een zekere stabiliteit van de superieuren tijdens deze fase. Het is belangrijk dit onderscheid te maken om vrijer in het onderscheidingsvermogen te kunnen bewegen.

Wij zijn levende leden van de Kerk en daarvoor moeten we vertrouwen op de Heilige Geest, die in het leven van elke vereniging, van elk lid, in ieder van ons handelt. Vandaar het vertrouwen in de onderscheiding van de charismatische gaven die aan het gezag van de Kerk zijn toevertrouwd. Wees u bewust van de apostolische kracht en de profetische gave die u vandaag op een vernieuwde manier worden aangereikt.

Ik dank u voor uw aandacht. En één ding: toen ik het ontwerp van het Decreet las, dat ik vervolgens ondertekende - het eerste ontwerp -, dacht ik. "Maar dit is te rigide! Het mist leven, het mist ...". Maar, beste vrienden, dat is de taal van het kerkelijk recht! En hier is het een ding van de wet, het is een ding van de taal. Maar we moeten, zoals ik heb geprobeerd te doen, zien wat deze taal, de wet, betekent. Daarom wilde ik het goed uitleggen. En ook om de verleidingen uit te leggen die erachter schuilgaan, die we hebben gezien en die zoveel schade berokkenen aan de bewegingen en ook aan religieuze en lekeninstituten.

Ik dank u voor uw aandacht, en ik dank het Dicasterie voor de Leken, het Gezin en het Leven voor het organiseren van deze bijeenkomst. Ik wens u allen goed werk en een goede bijeenkomst. Zeg wat er in u opkomt vanuit uw hart. Vraag de dingen die u wilt vragen, verduidelijk situaties. Daar is deze bijeenkomst voor, voor de opbouw van de Kerk, voor ons. En vergeet niet voor mij te bidden, want ik heb het nodig. Het is niet makkelijk om Paus te zijn, maar God helpt. God helpt altijd.

Bulletin van de persdienst van de Heilige Stoel, 16 september 2021