Brief van Benedictus XVI betreffende het rapport over misbruik
De emeritus paus reageert op de beschuldigingen van misbruik in het aartsbisdom München en Freising. "Wij smeken de levende God openlijk om vergeving van de zonden die wij door onze buitensporige schuld hebben begaan."Dierbare zusters en broeders!
Na de presentatie van het rapport over misbruik in het aartsbisdom München en Freising op 20 januari 2022, voel ik mij geroepen een persoonlijk woord tot u allen te richten. Want ook al mocht ik maar een kleine vijf jaar aartsbisschop van München en Freising zijn, de innerlijke verbondenheid met het aartsbisdom München als mijn thuis blijft bestaan.
Allereerst wil ik een welgemeend woord van dank uitspreken. In deze dagen van bezinning en reflectie heb ik zoveel bemoediging ervaren, zoveel vriendschap en zoveel tekenen van vertrouwen, zoals ik het me niet had kunnen voorstellen. In het bijzonder wil ik de kleine groep vrienden bedanken die onbaatzuchtig mijn 82 bladzijden tellende verklaring voor de kanselarij hebben geschreven, welke ik alleen niet had kunnen schrijven. Er waren naast de vragen die de kanselarij mij stelde bijna 8.000 bladzijden digitale documentatie te lezen en te evalueren. Deze medewerkers hebben mij nu ook geholpen bij het bestuderen en analyseren van het bijna 2000 bladzijden tellende deskundigenadvies. Het resultaat zal als bijlage bij mijn brief ook worden gepubliceerd.
Tijdens de enorme hoeveelheid werk - het opstellen van de verklaring - is er een onoplettendheid met betrekking tot de kwestie van mijn deelname aan de bisdomvergadering van 15 januari 1980 ingeslopen. Deze vergissing, helaas gebeurd, was niet opzettelijk en is, naar ik hoop, ook te verontschuldigen. Ik heb dit reeds laten weten middels aartsbisschop Gänswein in het persbericht van 24 januari 2022. Het verandert niets aan de zorg en toewijding aan de zaak, die voor de vrienden vanzelfsprekend was en is. Dat de onoplettendheid werd misbruikt om twijfel te zaaien over mijn waarachtigheid, ja zelfs om mij als leugenaar af te schilderen, heeft mij diep getroffen. Ik ben des te meer ontroerd door de vele blijken van vertrouwen, hartelijke getuigenissen en ontroerende brieven van bemoediging die mij van zoveel mensen hebben bereikt. Ik ben bijzonder dankbaar voor het vertrouwen, de steun en de gebeden die paus Franciscus mij persoonlijk heeft betuigd. Tenslotte wil ik de kleine familie in het klooster Mater Ecclesiae bedanken, wier aanwezigheid in vreugdevolle en moeilijke tijden mij de innerlijke samenhang geeft die mij staande houdt.
Het dankwoord moet nu gevolgd worden door een woord van belijdenis. Het ontroert mij steeds meer dat de Kerk aan het begin van de viering van de H. Mis, waarin de Heer ons Zijn Woord en Zichzelf geeft, de schuldbelijdenis en het verzoek om vergeving plaatst, elke dag opnieuw. Wij vragen de levende God ten overstaan van het publiek om vergeving voor onze schuld, ja, voor onze grote en buitensporige schuld. Ik besef dat het woord "buitensporig" niet elke dag, voor elk individu op dezelfde manier opgaat. Maar het vraagt mij elke dag of ik vandaag niet ook van buitensporig schuldgevoel moet spreken. En het vertelt me troostend dat hoe groot mijn schuldgevoel vandaag ook is, de Heer me vergeeft als ik Hem eerlijk door me heen laat kijken en dus echt bereid ben om mezelf te veranderen.
In al mijn ontmoetingen, vooral op verschillende apostolische reizen, met mensen die seksueel misbruikt zijn door priesters, ben ik de gevolgen van buitensporig schuldgevoel onder ogen gaan zien en ben ik gaan inzien dat wij zelf in dit buitensporig schuldgevoel worden meegetrokken als wij ervoor kiezen het over het hoofd te zien of het niet aan te pakken met de nodige vastberadenheid en verantwoordelijkheid, zoals gebeurd is en maar al te vaak gebeurt. Net als bij deze ontmoetingen kan ik niet anders dan nogmaals uiting geven aan mijn diepe schaamte, mijn grote pijn en mijn oprechte verzoek om verontschuldigingen aan alle slachtoffers van seksueel misbruik. Ik heb een grote verantwoordelijkheid gedragen in de katholieke kerk. Mijn pijn is des te groter vanwege de misdrijven en fouten die zich tijdens mijn ambtsperiode en op de betrokken plaatsen hebben voorgedaan. Elk geval van aanranding is verschrikkelijk en onherstelbaar. De slachtoffers van seksueel misbruik hebben mijn diepste medeleven en ik betreur elk geval.
Meer en meer begrijp ik de afschuw en angst die Christus overvielen op de Olijfberg toen hij al die verschrikkelijke dingen zag die hij nu van binnenuit moest overwinnen. Dat tegelijkertijd de discipelen konden slapen is helaas de situatie die vandaag opnieuw bestaat en waarin ook ik mij aangesproken voel. Ik kan dus alleen maar de Heer en alle engelen en heiligen en u, lieve broeders en zusters, vragen voor mij te willen bidden tot de Heer onze God.
Ik zal spoedig voor de laatste rechter van mijn leven staan. Hoewel ik veel reden heb om bang en bevreesd te zijn als ik terugkijk op mijn lange leven, ben ik toch blij omdat ik er vast op vertrouw dat de Heer niet alleen de rechtvaardige rechter is, maar ook de vriend en broeder die mijn tekortkomingen zelf al heeft ondergaan en dus als rechter ook mijn pleitbezorger (Paracleet) is. Met het oog op het uur des oordeels wordt mij de genade van het christen-zijn duidelijk. Het geeft mij de kennis, ja, de vriendschap met de rechter van mijn leven en laat mij zo vol vertrouwen door de donkere poort van de dood gaan. Wat mij steeds weer te binnen schiet is wat Johannes ons vertelt aan het begin van zijn Apocalyps: Hij ziet de Mensenzoon in al Zijn grootheid en valt voor Hem neer als was hij dood. Maar dan legt Hij Zijn hand op hem en zegt: 'Wees niet bang, Ik ben het...' (cf. Handelingen 1:12-17).
Beste vrienden, in die zin zegen ik u allen.
Benedictus XVI