Grossman aan het oorlogsfront in Schwerin, Duitsland,1945

Grossman: "geweld vernietigt altijd huizen"

Over oorlog, het huis en het ik. Dit is een goed moment om "Leven & Lot" van Vasilij Grossman, die zijn jeugd doorbracht in Berdyčiv, een Oekraïense stad die toen deel uitmaakte van het Russische Rijk, te herlezen. Uit het aprilnummer van Tracce.
Andrea Fazioli

Ook ik ben een personage van Vasilij Grossman. Ik ontdekte hem vele jaren geleden toen ik met koorts thuis was van school. Ik herinner me dat ik Leven & Lot achter elkaar las en alleen stopte om te eten en te slapen. Op een bepaald moment - het was onvermijdelijk - was ik helemaal ondergedompeld in de bladzijden van het boek.

Ik identificeerde me met geen van zijn vele personages: tientallen en tientallen mannen, vrouwen en kinderen wier lotgevallen tijdens de Tweede Wereldoorlog met elkaar verstrengeld raakten. Ook Russische en Duitse soldaten, vliegeniers, gevangenen in concentratiekampen en goelags, wetenschappers, vrouwen, echtgenoten, geliefden, criminelen, professoren, boeren, zelfs Hitler en Stalin en andere historische figuren komen erin voor. Ik was geen van hen. Dankzij het wonderbaarlijke effect van het vertellen van verhalen kon ik me verplaatsen in alle personages die ik tegenkwam maar was ik nog steeds mezelf, een tiener die nooit oorlog of ellende had gekend. Wat me ademloos achterliet was vooral de duistere macht die bijna van de ene dag op de andere een einde maakte aan de gewoonten, de waardigheid en zelfs de menselijkheid van het leven. Zoals Dr. Sof'ja Osipovna Levintov denkt in de trein die haar naar het concentratiekamp bracht: "Hoewel het evolutieproces miljoenen jaren in beslag nam, hadden deze mensen maar een paar dagen nodig om terug te keren tot de staat van vee, vuil en ongelukkig, gevangen en naamloos." 'Naamloos zijn' was een toestand waarmee ik mij niet kon identificeren, maar die ik probeerde te begrijpen.

Een aalmoezenier in Kiev (©Aris Messinis/AFP/Getty Images)

Een paar dagen geleden pakte ik Leven & Lot weer op; vreemd genoeg weer eens toen ik ziek was. Grossman sprak me opnieuw over "onmogelijke" situaties, zoals de binnenkant van een gaskamer en de dood van gevangenen, verteld vanuit hun gezichtspunt. Maar tegelijk, bladzijde na bladzijde, realiseerde ik me dat ik ook een meer lucide blik kreeg op de actualiteit, op de aanhoudende oorlog in Oekraïne.

De auteur, Vasilij Semënovič Grossman (1905-1964), ingenieur van opleiding, daarna journalist, oorlogsverslaggever en schrijver, bracht zijn jeugd door in Berdyčiv, een Oekraïense stad die toen deel uitmaakte van het Russische Rijk. Hij voltooide het schrijven van Leven & Lot in 1959. De roman, afgewezen en in beslag genomen door het Sovjet-regime, kwam gelukkig in Europa terecht en werd voor het eerst gepubliceerd in Zwitserland in 1980. Wat kan een verhaal dat diep geworteld is in de 20e eeuw zeggen over de actualiteit?

Om te beginnen kan het ons leren te kijken naar de kern van de gebeurtenissen. Ik heb het hier niet over de geopolitieke context van het boek of zelfs over de historische wortels ervan. Leven & Lot kan daar ook bij helpen, maar dat laat ik aan deskundigen over. Als auteur en als lezer erken ik Grossmans genialiteit en vakmanschap. De roman, zo verankerd in zijn tijd, werpt ook licht op de actualiteit. Het onderliggende conflict is zo oud als de mensheid: geweld, met zijn vermogen om ons van onszelf te distantiëren, om ons "ik" te verbrijzelen, staat tegenover vrijheid, die juist de erkenning is van onze waarde, onze uniciteit. Zoals Ikonnikov, een gevangene in een concentratiekamp, zegt: "Waar geweld wordt gepleegd, heerst verdriet en moet bloed vloeien". Daarom verwerpt Ikonnikov elke vorm van geweld, ook geweld voor gerechtigheid: "Veroordeel de zonde en vergeef de zondaar", herhaalt hij vaak, waarbij hij "een christelijke auteur uit de vierde eeuw" citeert.

Geweld, in de roman, wordt niet alleen veroorzaakt door militair geweld, maar is ook het kwaad dat zich van eenvoudige mensen meester maakt. Zoals blijkt uit de brief van de joodse Anna Semenova, waarin de vervolgingen tegen de joden worden beschreven: "De vrouw van de conciërge stond onder mijn raam en zei tegen de buurvrouw: 'Nou, dat is het einde van de joden. God zij dank! Waarom zegt ze dat? Haar zoon is getrouwd met een Jood. Ze ging altijd bij hem op bezoek..."

Twee krachtige symbolen vallen me op: het lege huis, verwoest door bommen, en het gerestaureerde, herbouwde huis. Zelfs vandaag, kijkend naar de beelden uit een land in oorlog, is dat beeld van het verwoeste huis treffend, omdat het de breuk van het alledaagse leven impliceert: samenleven, erkennen dat het is wanneer ons 'ik' welkom is in een huis, echt of ideaal, dat ons vrije en vervulde menselijke wezens maakt. Geweld daarentegen, van binnen of van buiten, vernielt altijd huizen.

De verwijzingen zijn talrijk: van de uitdrukking "elkaars spullen verbergen", waarmee de joden verwijzen naar het leeghalen van hun huizen voordat ze onteigend worden, tot de vele vluchtelingen van alle nationaliteiten en de gebombardeerde huizen. Bibliothecaresse Musja Borisovna vangt het moment waarop het dagelijks leven in chaos dreigt te vervallen: "Het raam van haar kamer keek uit op de prikkeldraadversperring die het getto omringde (...) Het maanlicht, de majestueuze cadans van de pantsereenheden, de machtige zwarte vrachtwagens, het timide tikken van de slingerklok aan de muur, de kousen, beha en blouse die op de stoel bevroren leken te zijn - alles wat het meest ongerijmd was, was met elkaar versmolten."

Een ander van zijn personages wordt gekweld door de liefde, die wordt beschreven als: "Hij stond in brand - net als een huis. De balken hadden het begeven. Het plafond viel naar beneden. Kopjes en borden vielen op de grond. Kasten vielen om. Boeken en kussens buitelden rond, vlogen als vogels door de rook en de vonken..." Er is een oudere vrouw die haar verwoeste huis niet wil verlaten: "De muur aan de straatkant stond er nog. Door de gapende ramen konden haar vooruitziende ogen de lichtblauwe en groene muren van haar flat zien. Maar de kamers hadden geen vloeren of plafonds en er was niets meer over van de trap. De bakstenen waren zwart geblakerd door de vlammen; hier en daar waren ze aangetast door splinters."

Het huis is ook een teken van verzet. Te midden van een verschrikkelijke situatie "denkt het meisje terug aan de plaquette op de deur van haar huis"; de boerin die een stervende ex-gevangene in haar hut verwelkomt; het beeld zelf van de hut dat wordt gebruikt om de onherleidbaarheid van het 'ik' te vertegenwoordigen - "Onder een miljoen Russische hutten zul je er nooit twee vinden die zelfs maar identiek zijn. Wat leeft heeft geen kopieën." Geweld roeit juist dit verschil uit, deze vrijheid om te zijn wat we zijn, en assimileert mensen zo in het collectieve idee van "wij" tegen "de vijanden". Het symbool van het huis is echter verbonden met gastvrijheid, met het vermogen om de ander individueel te onderscheiden om hem te kunnen verwelkomen.

Interessant is de scène waarin kapitein Novikov de oorlog even ontvlucht om de vrouw te bezoeken van wie hij houdt. Terwijl hij de woning beschrijft waarin Zenja zich bevindt, schetst de verteller enkele trekken van het solide en complexe karakter van de vrouw: "Het was een oud huis met twee verdiepingen, een van die koppige gebouwen die nooit helemaal met de seizoenen meegaan; het voelde koel en vochtig aan in de zomer, maar de dikke muren behielden een hechte, stoffige warmte tijdens de herfstvorst." Tenslotte is zelfs het huis van de oude Aleksandra Vladimirovna klaar om een identiteit te vinden: "Het was nog donker, het was koud, maar heel spoedig zouden deuren en ramen wijd opengaan en zou dat huis weer tot leven komen, gevuld met gelach en kinderkreten, met de gehaaste stappen van een vrouw en de vastberaden stappen van de huisbaas."

Er is geen verschil tussen de ene oorlog en de andere, tussen het ene gevangenenkamp en het andere, tussen nazi- en sovjethaat. Het gaat altijd om het afbreken van levens en het slopen van huizen, zonder aanzien des persoons, want achter elke offensieve oorlog gaat totalitair denken schuil. Maar gelukkig "kan het aangeboren verlangen van de mens naar vrijheid onderdrukt maar nooit vernietigd worden. Totalitarisme kan geen afstand doen van geweld. Als het dat wel doet, gaat het ten onder. Eeuwig, onophoudelijk geweld, openlijk of heimelijk, is de basis van het totalitarisme. De mens doet nooit vrijwillig afstand van de vrijheid. En deze conclusie is het baken van onze tijd, een baken ontstoken voor onze toekomst."

Wat is dus het belang van het lezen of herlezen van Leven & Lot? De roman zelf geeft een antwoord: "Alleen wanneer hij in anderen herkent wat hij reeds in zichzelf heeft begrepen, geniet de mens van de vreugde van vrijheid en goedheid." Met andere woorden, het gaat erom in zichzelf de vrede te vinden die men voor anderen verlangt. Het is geen spontaan proces: dit huis vereist, zoals alle huizen, inspanning, geduld en vooral het vermogen om samen te werken.