Aan het werk in de keuken van de Zusters van Moeder Teresa in Amsterdam

"We zijn allemaal behoeftig"

Een hulp voor de Zusters van Moeder Teresa die maaltijden bereiden voor de allerarmsten in Amsterdam. "Zij zijn het die ons verwelkomen en ons eraan herinneren dat niets van ons is. De dingen zijn een geschenk."
Anna Leonardi

De Jordaan in het centrum van Amsterdam is een levendige doolhof van smalle straatjes, bruggen, grachten en oude huizen die dicht op elkaar staan. In een daarvan wonen de Zusters van Moeder Teresa van Calcutta. Drie verdiepingen en een grote keuken waar ze maaltijden bereiden voor de behoeftigen van de stad. Elke dag om drie uur 's middags openen ze de deuren en bieden ze plaats aan een honderdtal gasten. Een aantal daklozen, behoeftigen, eenzame ouderen en zwervers die op hun zwerftochten langskomen om een warme maaltijd te eten. Ondanks de spraakverwarring aan deze tafel noemt iedereen hen zusters. Ze zijn maar met z'n vijven, één van hen is in ver gevorderde leeftijd.

Om hen te helpen komt sinds 2018, door de ups en downs van de pandemie, één zaterdag per maand de kleine gemeenschap van de beweging langs; een vijftiental jongeren, op de fiets, uit verschillende delen van de stad. Ze zijn verdeeld in twee ploegen. De ploeg van 9 uur bereidt en kookt, de ploeg van 2 uur serveert en maakt de lokalen schoon. De zusters zijn zeer nauwgezet. Niets mag aan het toeval worden overgelaten. Alles wordt in het werk gesteld om de ander te ontvangen. Aan degenen die willen helpen wordt zelfs precies het aantal druppels afwasmiddel om de pannen mee af te wassen meegedeeld. "Het is dezelfde aandacht die ze aan hun gasten geven," vertelt Silvia. "Ik was meteen getroffen door de voorzorgen die ze nemen voor degenen die geen varkensvlees eten of een speciaal dieet volgen. Er is altijd het alternatief van een veganistisch gerecht. Maar wat nog meer indruk op me maakt, is de stilte en het respect dat aan de maaltijd voorafgaat wanneer de zusters het gebed uitspreken. Iedereen staat op en probeert de woorden te volgen die op de muren van de eetzaal zijn geplakt." Het is een van de weinige momenten waarop de jongeren in contact komen met de mensen die komen eten, want het meeste werk gebeurt achter in de keuken.

"Wat we in feite doen is kilo's aardappelen schillen", zegt Stefania, "maar het is mijn favoriete ochtend van de maand. Ook al moet ik meer dan een half uur hierheen fietsen, vaak in de regen, het is een woon-werkverkeer dat me geen enkele moeite kost. Een goed resultaat op het werk geeft me niet dezelfde voldoening. Het doet me nadenken over wat we bij de Caritativa echt aan het doen zijn." Kijken naar de zusters, de essentie van hun manier van leven, terwijl zij aanwijzigingen geven bij het uitvoeren van de verschillende taken, helpt om de geste te verdiepen.

"Allereerst heten ze ons ook welkom," zegt Gloria: "Ze zijn altijd blij ons weer te zien. Ze onthouden onze namen, waar we vandaan komen, en midden in onze dienst zetten ze thee voor ons - ze willen dat we even stoppen." Gloria begon de zorg kort na de geboorte van haar laatste dochter en deed haar dienst tussen de borstvoedingsmomenten door. Ze lette er altijd op geen tijd te verspillen en efficiënt te zijn. Op een middag, toen ze zich aan het aankleden was om zich naar huis te haasten, overhandigde een van de zusters haar een zak met reeds schoongemaakte groenten. "Ze wilde dat ik die meenam voor het avondeten, zodat ik me geen zorgen hoefde te maken over boodschappen. Ik voelde me bezwaard om dit eten mee te nemen. Maar met een paar woorden leerde ze iets mooiers: 'Al deze dingen zijn niet van ons. Ze zijn ons gegeven zodat ze van iedereen zijn. En we zijn allemaal behoeftig.' Op dat moment haalde ik opgelucht adem: Ik ben zelf het voorwerp van deze naastenliefde die ik wil leven."



Dat ontdekt ook Emanuele, de man van Gloria, die vaak hun zoontje meeneemt. Giovanni is zeven jaar oud en altijd erg onrustig, maar hier doet hij dingen die hij normaal niet doet. De moeder-overste is dol op hem geworden. Ze probeert altijd een zak chips en een cola voor hem te halen. En dan neemt ze hem mee naar de hal om samen met haar het brood uit te delen. Op een zaterdag zijn Giovanni en zijn vader anderhalf uur bezig met het schoonmaken van een doos spruitjes. Emanuele is sprakeloos: "Ik had verwacht dat hij van het ene op het andere moment zou zeggen dat hij er genoeg van heeft. Integendeel, toen de zuster aankwam met de tweede doos, keek hij me aan alsof hij wilde zeggen: 'We kunnen ze hier niet mee laten zitten!' Ik had hem nog nooit zo gelukkig gezien." Maar de maandag daarop raakt Giovanni op school opnieuw in de problemen. Hij flipt en spoelt de bril van een klasgenote door het toilet.

"Toen ik hem ophaalde, zei ik tegen mezelf: Maar waarom verpest hij alles wat hij bij Caritativa heeft meegemaakt?" vertelt Emanuele, die in de auto met zijn zoon probeert te praten. Tussen chagrijnige en eenlettergrepige antwoorden door begrijpt hij wat het probleem is: "Die dag had hij het verschil gevoeld tussen de behandeling op school en die door de zuster. Ik ga naar de Caritativa om te leren naar anderen en mezelf te kijken zoals deze zuster naar mijn zoon kijkt."

Paolo, een andere Italiaan in de groep, heeft deze blik ook geleerd via een van de zusters. Hij is introvert en relaties zijn niet zijn sterkste punt. Maar dit is geen probleem voor de zusters. Op een zaterdag komt hij naar hen toe en zij vragen hem of hij wat onderdelen voor een fiets kan kopen. Dus besteedt hij de helft van zijn werktijd aan winkelen. De andere helft installeert hij de nieuwe onderdelen. Als hij klaar is, bedankt de zuster hem en vraagt of hij haar wil volgen naar de derde verdieping. Ze komen binnen in een kamer vol parketstroken die gelegd moeten worden. "Kunt u daar voor zorgen?" vraagt ze aan Paolo alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Hij antwoordt: "Maar nee, dat kan ik gewoon niet." En zij: "Maar hoe moet ik het dan doen?" En hij beseft dat alle normen die hij voor zichzelf en voor anderen heeft, hun betekenis verliezen. Wat overblijft is een grote vrijheid om te vragen en te geven.

Ook Tommaso werd weer wakker geschud door woorden die een zuster bijna toevallig in het voorbijgaan zei. Aan het begin van het werk hadden ze allemaal hun jas opgehangen in de eetzaal. Ze loopt langs en zegt: "Laat ze daar niet hangen, anders neemt misschien iemand van de arme mensen ze mee..." Dan stopt ze plotseling en corrigeert zichzelf: "De armen die voor ons Jezus zijn." Voor Tommaso wordt duidelijk wat deze plek maakt tot "een oase gevoed door pure naastenliefde - geen franje". Op een middag, terwijl de jongeren bezig zijn radijsjes te raspen, komt de oudste zuster binnen. Het is de eerste keer dat ze haar ontmoeten. Ze kan maar moeizaam lopen en de zusters helpen haar aan tafel te gaan zitten. Ze neemt een mes in de hand en probeert zo goed mogelijk te helpen. Gloria kijkt haar met bewondering aan. Ze heeft duizend vragen die ze haar zou willen stellen. Ze vat moed en zegt tegen haar: "Moeder, we zijn hier om te leren hoe we de naastenliefde moeten leven." De zuster heft haar kleine ogen op: "Heel goed, zelfs ik, met m'n negentig jaar, moet er nog aan werken."