Photo: Unsplash/Brandi Alexandra

"Deze zusters zijn niet bang"

Een zondagochtend met de Zusters van Moeder Theresa tussen de daklozen. De koffie van Gerald, de blik van Cyrian, het evangelie uitgedeeld tussen de tenten...Een verslag van een dag van liefdadigheidswerk in San Francisco.

Zondag, 8 uur. Frederick haalde me op om naar San Francisco te gaan. Om de andere zondag volgt een deel van de gemeenschap Moeder Teresa's Missionaries of Charity in wat hun dagelijkse roeping is: door de straten van de stad lopen om de daklozen te helpen. Voordat ik naar Californië vertrok had ik van alles gehoord over de daklozen: "Blijf uit hun buurt, het zijn drugsverslaafden en je weet niet wat ze je kunnen aandoen"; "Als ze je aankijken, zeg dan niets en probeer geen oogcontact te maken"; "Vermijd die buurten, ik ken mensen die in elkaar geslagen zijn." Toch legde Federico me uit dat de zusters twee keer per dag gaan om koffie voor het ontbijt, eten voor de week, medicijnen en nog veel meer mee te nemen. En, nog belangrijker, om bij hen te zijn, naar hen te luisteren en expliciet met hen te praten over hoe Jezus levens verandert.

We kwamen aan in Pacifica, een klein stadje in de buurt van San Francisco, waar de zusters hun onderkomen hebben, en na een snel gebed gingen we op weg. De eerste dakloze waar we stopten is Gerald. Hij is ongeveer zestig jaar oud, met onverzorgde baard, geen tanden, niet bepaald brandschoon. Een zuster legt hem uit dat er een probleem is met de bank: als hij niet een aantal documenten opstuurt zal hij niet de staatondersteuning kunnen krijgen waarmee hij kan overleven. Terwijl ze de lijst met bullet points voorlas die ze had geschreven, belde een van ons de bank om uit te leggen wat er aan de hand is. Maar toen Gerald zich de situatie realiseerde begon hij wanhopig te schreeuwen: "Mijn leven is een puinhoop. Deze keer laat ik alles vallen en blijf op straat om dood te gaan." Hij herhaalde één, twee, drie keer dat hij niets zal doen, dat het voorbij is. Plotseling kwam de zuster dichterbij, twintig centimeter van zijn gezicht, en zei: "Gerald, nu is het genoeg. Stop met praten en luister naar me." Ze is begin twintig; in mijn ogen is ze bijna een kind omdat ze zo klein is. Haar te zien staan voor die man was indrukwekkend. "God houdt van je Gerald. Daar mag je nooit aan twijfelen. Begrijp je dat? Ik sta hier nu voor je, je weet dat ik van je hou. We doen alles wat we kunnen om je te helpen, maar de uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt bij jou. Jij moet de bank bellen." Gerald veranderde zijn blik volledig. Je kon zien dat hij haar vertrouwde; hij zag eruit als een kind dat door zijn moeder stevig op z'n plek werd gezet en dat de uitbrander accepteerde omdat hij wist hoeveel ze van hem hield. We baden samen een wees gegroet en de situatie kalmeerde. Gerald kalmeerde, nam een koffie aan, glimlachte en vroeg wanneer de zusters terug zouden komen om hem te zien.

We kwamen aan in een ander deel van de stad dat nog rommeliger en viezer was dan het vorige. Terwijl ik tussen de tenten en caravans doorliep, pakte de zuster die de vrijwilligers leidde mijn hand en zei: "Ik moet je aan een speciaal iemand voorstellen." Ze wees naar een tent niet ver weg en vertelde me in een paar seconden het verhaal van Cyrian: "Hij wilde niemand meer aankijken. We weten niet wat er met hem gebeurd is. Toen we hem vonden, zei hij maandenlang niets, hij wilde zelfs niet uit de tent komen. Toen keek hij langzaam weer op." De zuster riep hem, "Cyrian, dit is Simone, hij is net aangekomen in Amerika. Hij kwam hier voor jou." De jongen keek op, keek me aan, zijn onderlip trilde. Ik was nog sprakelozer dan hij. De zuster keek ons blij aan. Ik ging zitten en vroeg verlegen naar hem.

Na een paar minuten riep dezelfde zuster me weer toe: "Ik wil dat je de man ontmoet die mijn leven heeft gered." Ik dacht dat ik het niet goed gehoord had. Ik draaide me om en zag haar een grote man die twee meter lang was omhelzen, die haar met een duw over de straat had kunnen gooien. Ze vertelde me: "Op een dag sprong er een grote hond op me. Ik dacht dat ik ging sterven. Maar hij sprong op het dier en verwondde zichzelf in plaats van mij, terwijl ik niet eens een schrammetje opliep. Hij is de dapperste persoon in de wereld." Op dat moment was hij zo blij als een jongen voor zijn eerste liefde.

We stapten weer in de auto en kwamen aan bij onze derde bestemming: een kleine tentenstad, vlakbij een kruispunt. Toen ik uitstapte, vertelden de zusters me dat het een nieuwe plek was: ze merkten de daklozen op en stopten, maar ze kenden hen nog niet. Een zuster stelde zich voor, en na niet meer dan dertig seconden zei ze: "Vandaag is het St. Octavius dag, wist je dat? Als jullie willen bidden we samen." De daklozen stemden ermee in te luisteren naar het verhaal van de heilige en vertelden toen hun verhaal. De zuster luisterde aandachtig en vroeg toen aan één van hen: "Hebben jullie een evangelie?" Ik was verbaasd: we wisten niets over deze man, of hij gelovig was, hij vertelde alleen maar hoe hij alles verloren had en op straat terecht was gekomen. Zo'n vraag lijkt me misplaatst. In plaats daarvan antwoordde hij fluisterend: "Zou u het echt aan mij willen geven? Het zou geweldig zijn als ik er een kreeg." Hoe vaak ben ik op mijn werk, met mijn vrienden, met mijn familie, met een voorbijganger niet bang geweest om één woord te veel te zeggen?

Deze zusters zijn niet bang. Ze zijn niet bang om het verhaal van een heilige te vertellen aan een vreemdeling, om een man te omhelzen die hen met een duw zou kunnen doden, om de hand te nemen van iemand die worstelt met drugs en samen met hem te bidden, om op de hurken te gaan zitten voor de tent van een jongen die zoveel heeft geleden dat hij het vermogen heeft verloren om mensen in de ogen te kijken. Ik ging die zondag naar huis en praatte urenlang niet. Ik dacht alleen dat wat ik ook ging doen in de rest van mijn verblijf in Amerika, het net zo goed moest zijn als die ochtend. Ik wilde ook de moed van deze zusters hebben, hun zorg, hun vreugde.

Simone, Milaan