Dietrich von Hildebrand (foto: Wikimedia)

Von Hildebrand: de moed van de waarheid

Vijand van het totalitarisme, tegenstander van Hitler, verbannen naar de VS. Voor hem komt kennis altijd voort uit ervaring. Een portret van de filosoof die de toekomstige Pius XII een "doctor van de Kerk van de 20e eeuw" zou noemen
Elisa Grimi*

Het was het jaar 1923. De Putsch van München: Dietrich von Hildebrand (Florence, 12 oktober 1889 - New Rochelle, 26 januari 1977) was een van de eerste namen op de zwarte lijst van de Nazi's vanwege de aanklacht van de Duitse ambassadeur Franz von Papen. Hoewel hij vreesde dat hij gearresteerd zou worden en vaak moest onderduiken, ging hij zonder voorbehoud door met zijn strijd tegen Hitler en zijn nazistische en antisemitische ideologie. Er zijn sindsdien 100 jaar verstreken en de lucht van Europa wordt nog steeds verduisterd door bommen. Zijn denken en leven spreken opnieuw over de noodzaak van de moed van de waarheid, in naam van de vrijheid en het respect voor elke persoon, als voorwaarde voor vrede.

Dietrich, zoon van de Duitse beeldhouwer Adolf von Hildebrand, groeide op met zijn moeder Irene Schäuffelen en vijf zussen in een omgeving die rijk was aan cultuur, kunst en muziek. Hij was een leerling en grote vriend van Max Scheler, die hem introduceerde in de katholieke kerk, en een student van Edmund Husserl, evenals Edith Stein, die hij bij gelegenheid ontmoette. Zijn bekering tot het katholicisme op stille zaterdag 1914 was het beslissende keerpunt in zijn leven en de aanzet tot belangrijke werken. Husserl riep uit: "Een groot talent is verloren gegaan voor de filosofie!" Dit was een dwaas vooroordeel, want Hildebrand's bekering genereerde in feite een intellectuele kracht die zo krachtig was dat het de toenmalige Monseigneur Eugenio Pacelli - de toekomstige Paus Pius XII -, met wie Hildebrand al in de jaren 1920 een diepe vriendschap opbouwde, ertoe bracht hem een "doctor van de Kerk van de 20e eeuw" te noemen. Ook in het begin van de jaren 1920 dateert zijn persoonlijke ontmoeting met de heilige pater Pio van Pietrelcina, waarvoor hij naar San Giovanni Rotondo ging.

In 1924 bedacht hij samen met zijn vrouw Margarete "Gretchen" Denck de "filosofische middagen" bij hem thuis in München. Dit waren momenten van vruchtbare culturele uitwisseling over filosofische of religieuze onderwerpen, bijgewoond door eminente persoonlijkheden, waaronder pater Przywara, aartshertogin Maria Josepha, moeder van (de nu eerbiedwaardige) keizer Karel I van Oostenrijk, en de infante Maria de la Paz van Bourbon. Na Hitlers aanstelling als kanselier van Duitsland verbleef Hildebrand korte tijd in Italië en verhuisde toen met zijn gezin naar Wenen. Daar besloot hij de strijd tegen het nazisme voort te zetten met de heroïsche oprichting van het weekblad Der Christliche Ständestaat.

In 1933 werd hij uiteindelijk gedwongen om te vluchten. Hij slaagde erin zich in veiligheid te brengen. Zijn lijdensweg door Europa onder de wreedheid van de nazidreiging wordt verteld in zijn aangrijpende biografie The Soul of a Lion, waarin zijn motto wordt onthuld: Deus providebit! (God zal (erin) voorzien) Een onverwachte ontmoeting, de hand van een nieuw gevonden vriend, een onvoorziene gebeurtenis die bijna een speling van het lot lijkt, zoals de hulp die hij kreeg van de dienaar Gods Edmond Michelet, brachten hem meerdere keren in veiligheid totdat hij met zijn vrouw en zoontje Franzi aan boord van de Serpa Pinto werd gebracht naar de Verenigde Staten van Amerika. Hij vestigde zich toen in New York, waar hij tot 1960 lesgaf aan de Fordham Universiteit.

Niets zou onjuister of kinderachtiger zijn dan Hildebrand zowel als filosoof als religieus bewogen man op dezelfde manier te beschouwen als iemand "die in de wolken leeft en zich bezighoudt met onbegrijpelijke problemen" (zoals hij schrijft in What is Philosophy? ). Hij kijkt concreet naar het zijn binnen een metafysische horizon: vragen stellen, hopen en wensen maken deel uit van die houdingen die tegelijkertijd de eindigheid van het menselijk bestaan en de relatie van de mens tot het oneindige tot uitdrukking brengen.

Zo werd hij de vertolker van het fenomenologisch realisme, een stroming waarvan hij samen met Adolf Reinach de belangrijkste exponent werd: kennis komt altijd voort uit een ervaring, dat wil zeggen uit het onmiddellijke contact met een object waarin het zich openbaart. Hoe dieper en directer dit contact is, hoe authentieker en vruchtbaarder kennis is. In nog ongepubliceerde pagina's van een workshop die hij gaf in Washington, stelt hij: "Het behoort tot de aard van waarde om het belang ervan in zichzelf te bezitten, en daarom is de vraag waaraan het zijn belang ontleent even onzinnig als de vraag 'hoe weet ik dat iets evident is, welk criterium hebben we voor bewijs?' Eigenlijk is het bewijs van wat op zichzelf belangrijk is veel begrijpelijker, in een veel diepere betekenis van de term begrijpelijk, dan de aannemelijkheid die geboden wordt door de notie dat iets belangrijk is voor iets anders." Daarom moet juist in de fenomenologie de filosofische methode bij uitstek gezocht worden, omdat die kijkt naar de dingen zelf, naar hun essentie. Dit is de raison d'être van de filosofie vanaf haar oorsprong, omdat ze begon als een onderzoek van wijsheid naar de werkelijkheid.

Hildebrand's filosofie is een krachtig antwoord op de zwakte van het postmoderne denken, dat moedeloos terugschrikt voor elke aanspraak op waarheid die beweert universeel en noodzakelijk te zijn. In zijn essay Dethronement of Truth stelt hij aan de kaak hoe "de seculiere verspreiding van relativisme en subjectivisme, terwijl het inconsequent een stilzwijgend respect voor de waarheid impliceert, uiteindelijk de directe benadering van het zijn heeft aangetast en een houding van onverschilligheid en gebrek aan respect voor de waarheid in het leven zelf heeft gecreëerd." Alle argumenten van de atheïsten van vroeger, zo legt hij uit, namen altijd de kwestie van de waarheid en het bestaan van God serieus, dat wil zeggen, ze hadden de "functie om de waarheid te verdedigen." Tegenover de heersende waanzin van de totalitaire ideologie zegt Hildebrand dat de waarheid onttroond is, en vandaag de dag zien we nog steeds de resultaten: "De waarheid onttronen betekent de menselijke persoon losmaken van de basis van zijn geestelijk bestaan; het is het meest radicale, praktische atheïsme en is dus diep verbonden met de depersonalisatie van de mens, het anti-personalisme dat het kenmerk is van het communisme en van alle verschillende soorten totalitarisme."

Hildebrand wordt beschouwd als een van de voorlopers van het Tweede Vaticaans Concilie. Zijn bekering was van grote invloed op zijn enorme oeuvre, dat zich uitstrekt van epistemologie tot ethiek, van esthetiek tot theologie. Zijn religieuze geschriften omvatten talrijke beschouwingen over de figuur van Franciscus van Assisi, en zijn werken Marriage, The Art of Living, The Heart, Nature of Love, and Transformation in Christ springen eruit. De toenmalige kardinaal Joseph Ratzinger schreef over zijn productie: "Zijn uitgebreide geschriften over christelijke filosofie, spirituele theologie en ter verdediging van de leer van de Kerk plaatsen hem onder de grote denkers van de 20e eeuw," en vervolgde: "Ik ben er persoonlijk van overtuigd dat, wanneer ergens in de toekomst de intellectuele geschiedenis van de katholieke kerk in de twintigste eeuw wordt geschreven, de naam van Dietrich von Hildebrand het meest prominent zal zijn onder de figuren van onze tijd." (voorwoord in The Soul of a Lion).

Zijn werken onthullen het ontzag voor de ontdekking van waarheden die in de diepten van het geloof gezocht worden. Kort voor zijn dood, toen hij zijn literaire nalatenschap toevertrouwde aan zijn vrouw Alice Jourdain (geboren in 1923 en getrouwd in 1959), zei hij plechtig tegen haar: "Als je na mijn dood een manuscript van mij vindt, of zelfs maar een uitspraak, dat niet helemaal in overeenstemming is met de leer van de Kerk, aarzel dan niet om het te verbranden." Hij zag in de uitspraken van de Kerk de manifestatie van authentieke waarheid, waarvan hij onophoudelijk moest leren.

Onder zijn vele inzichten, vrucht van de stralende schoonheid van een eenheid van leven, is het zeker het vermelden waard dat hij, naast de categorieën van verstand en rede, een derde spiritueel centrum heeft gelokaliseerd: het hart, een waar zwaartepunt van alle affectiviteit. Hildebrand stelt een onderzoek naar de menselijke affectiviteit voor dat zijn hoogste voorbeeld vindt in Hem die wist hoe hij perfect gebruik kon maken van het hart. Uitgaande van het gebruik dat we gewoonlijk dagelijks van het hart maken of proberen te maken, brengt hij zijn reflectie naar het mysterie van het Heilig Hart: Cor Jesu, vita et resurrectio nostra, miserere nobis (Hart van Jesus, ons leven en onze verrijzenis, ontferm U over ons).

*Executive Director, European Society for Moral Philosophy.
Associated Scholar, Hildebrand Project