De hoekstenen van de synode
De 16e Algemene Vergadering van de Bisschoppensynode vond plaats van 4 tot 29 oktober. Hier is de ervaring van mgr Paolo Pezzi, metropolitaan aartsbisschop van het aartsbisdom van de Moeder Gods in MoskouMijn ervaring op de synode maakte duidelijk dat communio zelf een volledige uitdrukking is van de synodale reis. Het is in de eerste plaats een opkomende behoefte en ook iets waarnaar we vurig verlangen.
We hebben ook ervaren dat onze pogingen om een synodaliteit "op te bouwen" een averechts effect kunnen hebben: bij elke stap moeten we erkennen dat het initiatief toebehoort aan God, aan Zijn Geest. Het is onze verantwoordelijkheid om ijverig te vragen om de genade van gemeenschap, eenheid en vrede, om meer open te staan voor bekering. Dit is gebeurd tijdens de dagen van de synode en begint nu zichtbare vruchten af te werpen.
Een ander onderscheidend kenmerk ontlenen we aan het begin van de eerste brief van Johannes (waarvan het overigens interessant is dat het door verschillende exegeten als een communitaristische, op de gemeeenschap betrekking hebbende brief wordt beschouwd; bovendien hebben sommige brieven van Paulus ook betrekking op het gemeenschapsleven): wij verkondigen u de communio die wij beleven, de communio die ons onderwijst en die wij ervaren; een communio die ons onze bestemming doet kennen en liefhebben [vgl. 1 Joh 1,1-4. Missie is de uitbreiding van gemeenschap die aantrekt (op verschillende momenten tijdens de synode herinnerde ik aan de uitdrukking van Benedictus XVI in Aparecida, dat de Kerk groeit door aantrekking)]. In de laatste jaren van mijn bisschopsambt heb ik ontdekt dat communio, juist omdat het de plaats en de modaliteit is van opvoeding, dat wil zeggen van affectieve kennis die altijd vernieuwd wordt voor degenen die er binnengaan, ook een formidabele uitdrukking is van bestuur en beheer. Jezus introduceert een nieuwe bestuursvorm in de geschiedenis: gemeenschap, vriendschap. Gemeenschap is dus een nieuwe synthese, die zich altijd vernieuwt, revitaliseert en nooit sluit.
Net als aan de gemeenschap heb ik de behoefte ervaren aan een weg die de genade die ik in het doopsel heb ontvangen en die ik in mijn roeping heb bevestigd tot leven brengt. Deze weg is educatie, of zoals we tegenwoordig liever zeggen, 'voortdurende vorming'. Er is nooit een moment om te zeggen: "hier, we zijn er, ik hoef niets meer te leren." Dat zou de 'zombificatie' van het leven zijn. Het is me altijd bijgebleven dat Jezus, in gesprek met de Joden in Kapernaüm, op een gegeven moment zegt dat we als schoolkinderen aan de voeten van de Vader moeten liggen, die als een goede leraar ons onderwijst, ons alles meedeelt [vgl. Joh 6,45]; bovendien zegt Jezus tot de Zijnen voordat Hij zal sterven, dat de Geest ons alles zal leren [vgl. Joh 16,12-15].
Als hulp bij deze opvoeding hebben we het document Evangelii Gaudium herontdekt. Daarom heb ik bedacht om in het bisdom Moskou bijeenkomsten te organiseren om na te gaan hoe dit document de afgelopen tien jaar is beleefd en toegepast.
Vaak vindt onderwijs, catechese, plaats als een analytische communicatie van begrippen, maar een synthese gebaseerd op de communicatie van de ervaring van eenheid en gemeenschap ontbreekt. We moeten "doordringen tot de kern" van de echte vragen van de christelijke gemeenschap, van de context waarin men leeft en van een echt missionair perspectief.
Een andere geweldige hulp in het onderwijs kan komen van het beleven van het avontuur van kennis door geloof als een gebeurtenis, als een gemeenschapservaring. In dit verband hebben we de positieve waarde van "crises" opgemerkt, een nieuwe betekenis die niet overeenkomt met de dominante mentaliteit die in crises een negatieve, destructieve en kritische dimensie ziet. In plaats daarvan kan de crisis worden ervaren als een constructief moment, een "life review" van iemands christen-zijn en van de gemeenschap.
En tenslotte, zending. Het nieuwe volk van God, gevormd door de gedoopten als een gemeenschap van alle gelovigen op hun reis door de geschiedenis, neemt deel aan de zending van Christus. Deze positie genereert een cultuur van ontmoeting, gebaseerd op een openheid voor de ander, die in staat is om elk aspect van de waarheid die men tegenkomt te waarderen. Om deze positie levend te maken, is het nodig een "oecumenisch" hart te hebben zoals dat van de heilige Paulus: "want de liefde van Christus dwingt ons" [vgl. 2Kor 5,14-5], ze beweegt ons en wordt de mobiliserende factor van ons leven.
Dit oecumenische verlangen stelt ons in staat om werkelijk positief tegen alles aan te kijken: "keurt alles; behoudt het goede" [vgl. 1Thess 5,21]. Het leven wordt droevig, eentonig, wanneer het deze oecumenische spanning mist: dat allen die leven niet meer voor zichzelf leven, maar voor Hem die voor hen stierf en opstond.
Een waarachtige oecumenische houding komt daarom voort uit een gehechtheid aan Christus, die "alles in allen" is [vgl. 1Kor 12,6], Hij is "in wie alles bestaat" [vgl. Kol 1,16-17]. Een vernieuwde oecumene neemt er geen genoegen mee de ander te "verdragen" omdat hij of zij toch een vreemdeling zou blijven, maar biedt ruimte in zichzelf aan de ander. Daarom is vergeving, het teruggeven van ruimte in mezelf aan de ander, de hoogste vorm van oecumene. In De Navolging van Christus [vgl. I,3,8] staat geschreven: "Ex uno Verbo omnia et unum loquuntur omnia, et hoc est Principium quod et loquitur nobis", "uit dit Woord zijn alle dingen en van Hem spreken alle dingen, het Begin dat ook tot ons spreekt."
Jezus heeft eerst de Zijnen tot zich geroepen en hen vervolgens op zending gestuurd: de dynamiek van blijven en vertrekken, van blijven om te vertrekken, moet altijd in gedachten worden gehouden. Zending is geen initiatief van mij, maar een gezonden worden door de gemeenschap die in Jezus in de christelijke gemeenschap wordt beleefd; de christelijke methode om Christus te verkondigen zal altijd het "kom en zie" blijven, maar soms weet men niet waartoe men mensen moet oproepen, waar men hen moet aanspreken, omdat een gastvrije gemeenschap ontbreekt. Soms voelt zelfs de parochie een beetje 'afstandelijk'. Daarom kan het nuttig zijn om kleine gemeenschappen te creëren binnen omgevingen (werkplekken, universiteiten, scholen, buurten), waar vertrouwdheid en gastvrijheid worden bevorderd. In kleine gemeenschappen is het ook gemakkelijker om op te voeden tot medeverantwoordelijkheid. Een formidabel, positief en constructief voorbeeld komt van de kerkelijke bewegingen.
De gemeenschap, die de Kerk is op haar reis door de geschiedenis, heeft de zending als dimensie van haar wezen verloren. In het beste geval is zending een activiteit, maar geen dimensie. We hebben gezien dat als we willen dat zending weer een normale dimensie van het christelijk leven wordt, iemand moet terugkeren naar het delen van een missionaire passie. Missionaire passie gaat over getuigen en verkondigen. We zijn geen getuigen omdat we Christus niet kennen, en we kennen Christus niet omdat we door zoveel andere dingen worden afgeleid. Solovyev , die zich het einde van de wereld voorstelt in zijn Vertellingen van de Antichrist, laat de starets Johannes zeggen in antwoord op de meester van de wereld die hem vroeg: "Wat kan ik voor jullie doen, christenen?"; "Grote keizer, wat ons in het christendom het meest dierbaar is, is Christus zelf, Hem en alles wat uit Hem voortkomt." Alles wat van Christus komt, kan worden samengevat in de gemeenschap met Hem en met elkaar. We zijn geen getuigen omdat we de gemeenschap niet beleven. Levende gemeenschap leidt tot het herkennen van de tekenen van de tijd, dat wil zeggen, het maakt ons getuigenis herkenbaar en geloofwaardig. Vaak hebben we niets te verkondigen, omdat een individualistische en wereldse houding in ons overheerst, we hebben de boodschap van Paulus niet begrepen: "Voldoe niet aan de mentaliteit van deze wereld" [vgl. Rom. 12, 1-2]; "De Kerk mag haar agenda niet laten dicteren door deze wereld", zei paus Franciscus tijdens de openingsmis van de synode. "Maar transformeer uzelf", letterlijk, "transfigureer uzelf", dat wil zeggen dat uw eigen leven een verkondiging wordt. Voor de kleine vroege gemeenschappen die zich rond de apostelen groepeerden, was er een dagelijks delen van de zending die elk lid beleefde. Christus zelf en de daaruit voortvloeiende gemeenschap waren de zin en de inhoud van hun leven en daarom van hun zending. Het waren geen dingen die gedaan moesten worden, het waren geen initiatieven die bedacht of genomen moesten worden, dit alles werd geboren en uitgevoerd volgens de uiteindelijke suggestie van de Geest. Het ging hen er alleen om de gemeenschap te beleven en zichzelf daarin te corrigeren, om elkaar letterlijk te dragen op de reis, om zich altijd tot Christus te bekeren, om nederig met God te wandelen: "Jahwe heeft u gezegd wat goed is, mens, en wat Hij van u verlangt: Hij wil niets anders dan dat gij u houdt aan het recht, dat gij de trouw eerbiedigt, en u tegenover uw God ootmoedig gedraagt" [vgl. Micha 6,8].
*Metropolitaan aartsbisschop van het aartsbisdom van de Moeder Gods in Moskou