Paus Franciscus tijdens een ontmoeting met moderatoren van lekenverenigingen, bewegingen en nieuwe gemeenschappen. Rome, 13 juni 2024 (foto: Fraterniteit CL)

De Paus aan bewegingen: "Wees er voor de Kerk"

"Denken zoals God denkt, exclusiviteit overwinnen, nederigheid cultiveren". Franciscus sprak op de bijeenkomst van het Dicasterium voor de Leken, het Gezin en het Leven met moderatoren van lekenverenigingen, kerkelijke bewegingen en nieuwe gemeenschappen

Uwe Eminentie,
Dierbare broeders en zusters, goedemorgen en welkom allemaal!

Ik ben blij u te ontmoeten en van deze gelegenheid gebruik te maken om met u na te denken over de synodaliteit, die u als thema voor uw bijeenkomst hebt gekozen. Ik heb vaak benadrukt dat de synodale reis een spirituele bekering vereist, want zonder een innerlijke transformatie kunnen er geen blijvende resultaten worden bereikt. Mijn hoop is dat na deze synode synodaliteit een blijvende manier van werken wordt binnen de Kerk, op alle niveaus, doordringend in de harten van allen, zowel pastores als gelovigen, totdat het een gedeelde "kerkelijke stijl" wordt. Maar om dit te bereiken moet er in ieder van ons een verandering plaatsvinden, een echte "bekering".

Dit is een lange reis geweest. Denk aan het feit dat de eerste persoon die de noodzaak zag van synodaliteit in de Latijnse Kerk de heilige Paulus VI was, toen hij na het Tweede Vaticaans Concilie het Secretariaat voor de Bisschoppensynode oprichtte. De Oosterse Kerken hadden de synodaliteit behouden, maar de Latijnse Kerk had deze verloren. Sint Paulus VI opende deze weg. Vandaag, bijna zestig jaar later, kunnen we zeggen dat de synodaliteit haar intrede heeft gedaan in de manier van handelen van de Kerk. Het belangrijkste element van de synode over synodaliteit is niet zozeer de behandeling van dit of dat probleem. Het belangrijkste element is de parochiale, diocesane en universele reis die we samen maken in synodaliteit.

In het licht van deze geestelijke bekering wil ik enkele houdingen, enkele "synodale deugden" benadrukken, die we kunnen afleiden uit de drie lijdensaankondigingen in het evangelie van Marcus (vgl. Mc 8,31; 9,31; 10,32-34): denken zoals God denkt, exclusiviteit overwinnen en nederigheid cultiveren.

Ten eerste: denken zoals God denkt. Na de eerste aankondiging van het lijdensverhaal vertelt de evangelist hoe Petrus Jezus berispt. Hij, die een voorbeeld had moeten zijn door de andere discipelen te helpen om volledig ten dienste te staan van het werk van de Meester, verzet zich tegen Gods plannen door zijn passie en dood af te wijzen. Jezus zegt tegen hem: "Want je richt je gedachten niet op goddelijke dingen, maar op menselijke dingen" (Mc 8,33).

Dit is de belangrijkste innerlijke verandering die van ons gevraagd wordt: om voorbij de "louter menselijke gedachte" te gaan en de "gedachte van God" te omarmen. Voordat we een beslissing nemen, voordat we een programma, een apostolaat, een missie binnen de Kerk beginnen, moeten we onszelf afvragen: wat wil God van mij, wat wil God van ons, op dit moment, in deze situatie? Is wat ik voor ogen heb, wat wij als groep voor ogen hebben, werkelijk in overeenstemming met de "gedachte van God"? Laten we niet vergeten dat de Heilige Geest de hoofdpersoon is van de synodale reis, niet wijzelf: Hij alleen leert ons te luisteren naar de stem van God, individueel en als Kerk.

God is altijd groter dan onze ideeën, groter dan de heersende mentaliteit en de "kerkelijke mode" van de dag, zelfs het charisma van onze specifieke groep of beweging. Laten we daarom nooit veronderstellen dat we "op één lijn zitten" met God: laten we er veeleer voortdurend naar streven boven onszelf uit te stijgen en Gods perspectief te omarmen, niet dat van mannen en vrouwen. Dit is de eerste grote uitdaging. Denken zoals God denkt. Laten we eens terugdenken aan de passage in het Evangelie waarin de Heer zijn lijdensweg aankondigde en Petrus hem tegensprak. Wat zei de Heer? "Je handelt niet volgens God, je denkt niet zoals God denkt".

Ten tweede: exclusiviteit overwinnen. Na de tweede lijdensaankondiging maakt Johannes bezwaar tegen een man die demonen uitdreef in Jezus' naam, maar die niet tot de groep discipelen behoorde: "Meester", zei hij, "wij zagen een man die demonen uitdreef in uw naam, en wij verboden het hem, omdat hij ons niet volgde" (Mc 9,38). Jezus keurt deze houding af en zegt tegen hem: "Wie niet tegen ons is, is voor ons" (Mc 9,40); vervolgens nodigt hij alle apostelen uit om oplettend te zijn om geen struikelblok voor anderen te zijn (vgl. Mc 9,42-50).

Laten we alsjeblieft oppassen voor de verleiding van de "gesloten kring". Hoewel de apostelen uitverkoren zijn om de basis te vormen van het nieuwe volk van God, dat openstaat voor alle volken op aarde, slagen ze er niet in om deze uitgebreide visie te begrijpen. Ze trekken zich in zichzelf terug, schijnbaar met de bedoeling om de gaven die de Meester hen heeft geschonken, zoals het genezen van zieken, het uitdrijven van demonen en het verkondigen van het Koninkrijk (vgl. Mc 2,14), te beschermen alsof het voorrechten zijn.

De volgende zaken zijn ook uitdagingen voor ons: onszelf beperken tot wat onze "kring" denkt, ervan overtuigd zijn dat wat we doen goed is voor iedereen, en, misschien onbedoeld, standpunten, voorrechten of het prestige van de "groep" verdedigen. Een andere mogelijkheid is dat we belemmerd worden door de angst om ons gevoel van erbij horen en onze identiteit te verliezen door ons open te stellen voor andere mensen en andere standpunten, wat voortkomt uit het niet herkennen van diversiteit als een kans in plaats van een bedreiging. Dit zijn "insluitingen" waarin we allemaal gevangen dreigen te raken. Laten we opletten: onze eigen groep, onze eigen spiritualiteit zijn realiteiten die ons helpen op weg te gaan met het Volk van God, maar het zijn geen privileges, want het gevaar bestaat dat we gevangen raken in deze omheiningen.

Synodaliteit vraagt ons juist om met grootmoedigheid over de barrières heen te kijken, om de aanwezigheid van God en zijn handelen te zien, zelfs in mensen die we niet kennen, in nieuwe pastorale benaderingen, in onbekende zendingsgebieden. Het vraagt ons om ontroerd te zijn, zelfs "gekwetst", door de stem, de ervaring en het lijden van anderen: van onze medegelovigen en allen om ons heen. Wees open, met een open hart.

Ten derde en ten slotte: nederigheid cultiveren. Na de derde lijdensaankondiging vragen Jakobus en Johannes om een ereplaats naast Jezus, die in plaats daarvan antwoordt door iedereen uit te nodigen om ware grootheid niet te zien in het gediend worden, maar in het dienen, in het dienaar zijn van allen, want dat is wat hij zelf kwam doen (vgl. Mc 10,44-45).

Hier begrijpen we dat het beginpunt van geestelijke bekering nederigheid moet zijn, de poort naar alle deugden. Het bedroeft me als ik christenen tegenkom die opscheppen: omdat ik priester ben van deze plaats, of omdat zij leken zijn van die plaats, omdat ik van dit instituut ben... Dit is een slechte zaak. Nederigheid is de deur, het begin. Het dwingt ons om onze intenties onder de loep te nemen: wat zoek ik werkelijk in mijn relaties met mijn broeders en zusters in het geloof? Waarom ontplooi ik bepaalde initiatieven binnen de kerk? Als we een zweem van trots of arrogantie in onszelf bespeuren, laten we dan om de genade vragen om nederigheid te hervinden. Inderdaad, alleen de nederigen bereiken grote dingen in de Kerk, want zij hebben een stevige basis in de liefde van God, die nooit faalt, en daarom zoeken zij geen verdere erkenning.

Deze fase van geestelijke bekering is ook fundamenteel voor het bouwen van een synodale Kerk: alleen de nederige persoon waardeert anderen en verwelkomt hun bijdrage, advies, innerlijke rijkdom, waardoor niet zijn eigen "ik" naar voren komt, maar het "wij" van de gemeenschap. Het doet me pijn wanneer we christenen ontmoeten..., in het Spaans zeggen we "yo me mí conmigo para mí", dat wil zeggen "ik, ik, met mij, voor mij". Deze christenen plaatsen zichzelf "in het middelpunt". Het is triest. Het zijn de nederigen die de gemeenschap in de Kerk bewaren, verdeeldheid vermijden, spanningen overwinnen, weten hoe ze hun eigen initiatieven opzij moeten zetten om bij te dragen aan gezamenlijke projecten. In het dienen vinden zij vreugde en geen frustratie of wrok. Levende synodaliteit, op elk niveau, is echt onmogelijk zonder nederigheid.

Ik wil nogmaals zeggen, om de rol van kerkelijke bewegingen te benadrukken: kerkelijke bewegingen zijn er voor dienstbaarheid, niet voor onszelf. Het is triest als we het gevoel hebben "ik hoor bij deze, bij een andere, bij een andere", alsof dit te maken heeft met superioriteit. Kerkelijke bewegingen zijn bedoeld om de Kerk te dienen, ze zijn geen boodschap op zich, geen kerkelijke centraliteit. Ze zijn er om te dienen.

Ik hoop dat deze overdenkingen jullie helpen op jullie reis, binnen jullie verenigingen en bewegingen, in jullie relaties met pastors en met alle aspecten van het kerkelijk leven. Ik hoop dat deze bijeenkomst en soortgelijke bijeenkomsten jullie zullen helpen om jullie respectievelijke charisma's te waarderen door een kerkelijke lens, zodat jullie een genereuze en waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de zending van evangelisatie, waartoe wij allen geroepen zijn.

Denk hier altijd over na: mijn lidmaatschap van een kerkelijke beweging, is dat in de vereniging of is dat in de Kerk? Het is in mijn beweging, in mijn vereniging voor de Kerk, als een "stap" om de Kerk te helpen. Bewegingen die in zichzelf gesloten zijn, moeten echter geëlimineerd worden, ze zijn niet kerkelijk.

Ik zegen jullie, ga voorwaarts! En ik vraag jullie om voor mij te bidden. Alstublieft!

Nu zal ik de zegen geven. Maar laten we eerst samen bidden tot Onze Lieve Vrouw.

Recitatie van het Weesgegroet

Zegen


Over bidden voor mij: Ik zeg dit als ik denk aan iets dat me ooit is overkomen. Ik sloot de algemene audiëntie af en er was een kleine oudere dame, je kon zien dat ze van het platteland kwam, een nederige vrouw, maar ze had prachtige ogen. En ze gaf me een teken, ze was twintig meter van me vandaan. Ik ging naar haar toe. "Hoe oud bent u?" "Zevenentachtig", vertelde ze me. "Maar wat eet u dat u zo goed houdt?" "Ik eet ravioli, ik maak ze", en ze legde haar recept voor ravioli uit. En aan het eind zei ik tegen haar: "Bid voor me". Ze zei: "Dat doe ik, elke dag". "Maar vertel eens, mevrouw, bidt u voor mij of tegen mij?" Het antwoord van een eenvoudig persoon, "Uwe Heiligheid, u begrijpt het! Daarbinnen bidden ze tegen u!" Daarom vroeg ik jullie voor mij te bidden. Die dame maakte me aan het lachen.