Hussam Abu Sini per videoverbinding tijdens de Dag van de Opening van het Jaar van CL Lombardije (Foto: CL Fraternity/Pino Franchino)

“De nieuwheid van mijn leven”

Hussam Abu Sini, verantwoordelijke van de gemeenschap van de beweging in het Heilige Land, gaf zijn getuigenis per videoverbinding vanuit Haifa, Israël, tijdens de Dag van de Opening van het Jaar van CL in de regio Lombardije in Italië.
Hussam Abu Sini

Goedemiddag iedereen. Ik ben Hussam. Voor degenen die mij niet kennen: ik ben katholiek, Arabisch, Israëlisch en van Palestijnse afkomst. Het is ingewikkeld. Ik ben oncoloog, geboren en getogen in Nazareth en woon nu in Haifa, een stad aan zee in het noorden van Israël, met mijn vrouw Chiara, die Italiaanse is, en onze twee kleine kinderen.

Ik ontmoette de Beweging in 2008 toen ik geneeskunde studeerde in Turijn en een groep mensen ontmoette tijdens de universitaire verkiezingen. Het was een zeer gevoelige periode in mijn leven en ik had besloten om de universiteit te verlaten omdat ik me alleen voelde, maar toen ontmoette ik deze mensen, in het bijzonder een jonge man die toen mijn beste vriend werd en zelfs de getuige op onze bruiloft, die me Het religieuze zintuig in het Arabisch gaf. Toen ik thuiskwam heb ik het gelezen. In het begin was het niet gemakkelijk, en ik las het twee keer, maar ik begreep dat de vragen waar het over ging de vragen waren die ik stelde, en ik zei tegen mezelf: “Als die man me dit boek heeft gegeven, dan heeft dat een reden: hij wil me daar hebben.” Dus keerde ik terug naar Turijn, maakte mijn studie geneeskunde af en dankzij die ontmoeting ben ik nu arts en spreek ik hier met jullie.

In de ontmoeting met die mensen leerde ik dat er een andere manier was om met dingen om te gaan. Er was een liefde die me vrijwillig werd gegeven, en er werd me alleen gevraagd om die liefde terug te geven. Dus toen ik in 2016 klaar was met mijn studie en besloot om terug te keren naar het Heilige Land, wilde ik de schoonheid en volheid die ik in Italië was tegengekomen overbrengen op de christenen hier, op de mensen die hier wonen, zodat zij konden zien wat ik had gezien. Ik had ook dat “ideologische” standpunt dat bijna iedereen hier heeft: wij christenen, wij Arabieren, waren hier eerst en we moeten hier blijven. Tijdens de reis waarover ik je ga vertellen, zul je begrijpen dat dit idee, dat ideologisch is, al bij de eerste tegenslag totaal irrelevant werd, vooral voor mij. Wat ik door alle gebeurtenissen waarover ik zal vertellen ben gaan begrijpen, is een zin die bisschop Paolo Martinelli, apostolisch vicaris voor Zuid-Arabië, ons vertelde op de bijeenkomst van het Midden-Oosten en daarna op de internationale bijeenkomst van verantwoordelijken: “In missie zijn betekent gezonden worden door iemand, naar iemand, met iemand.” Ik had dit al begrepen tijdens de ontmoeting in Turijn, maar later begreep ik het nog beter, nu ik hier ben, want het eerste wat ik deed toen ik terugkwam was op zoek gaan naar de gemeenschap van de Beweging. Ik begon tijd met hen door te brengen, maar werd toen langzaam afstandelijk omdat ik me aan mijn werk wilde wijden. Maar ik was niet gelukkig zoals ik in Italië was geweest, met de volheid en schoonheid waarover ik je vertelde. Op een dag nodigden de vrienden van de gemeenschap me uit voor een etentje en ik wilde gaan, omdat ik ze miste. Maar de hele weg erheen zei ik tegen mezelf: “Nu zullen ze beginnen te vragen: 'Waar ben je geweest? Waarom ben je niet meer gekomen? Waarom heb je geen contact gehad? Je zei dat het het eerste was waar je naar zocht...'.”. Het diner was in Bethlehem en toen ik daar aankwam wilde ik niet naar binnen; ik wilde naar huis. Voordat ik de trap opliep, zei ik tegen mezelf: “Nee, nee, nu worden ze boos...” Ik ging naar binnen en zodra hij me zag, gaf onze vriend Ettore, een lid van Memores Domini die hier al twintig jaar aanwezig zijn, me een knuffel en zei: “We hebben je gemist!” Die omhelzing was heel betekenisvol voor me. Ik zei tegen mezelf: “Waar vind je een dergelijke begroeting?”, en ik draag hem tot op de dag van vandaag in mijn hart. Toen ze me in 2018 vroegen om de verantwoordelijkheid op me te nemen voor de gemeenschap in het Heilige Land heb ik meteen ja gezegd omdat het een manier was om de liefde die ik voortdurend ontvang terug te geven.

Ik zal je twee dingen vertellen om je te helpen begrijpen wat ik in het begin zei, met de woorden van bisschop Martinelli: “Gezonden door iemand, aan iemand, met iemand.” Dit jaar, het jaar van de oorlog, is heel belangrijk voor me geweest. Ik heb persoonlijk veel stappen gezet en de hele gemeenschap heeft veel stappen gezet.

Op 7 oktober 2023 waren we samen op vakantie. Voor het eerst organiseerden we het aan het begin van het jaar in plaats van aan het einde, zodat het zou samenvallen met de Dag van de Opening van het Jaar. Ik zal de complexiteit van onze gemeenschap, die gemengd is, uitleggen. Ik begin bij mezelf, mijn vrouw en kinderen, ik ben Arabisch-Israëlisch. Er is nog een Arabisch-Israëlische jonge vrouw, een Italiaanse jongeman die zijn doctoraat doet in Haifa, enkele Memores Domini die in Jeruzalem wonen, vier Palestijnse vrouwen in Bethlehem en twee Hebreeuws sprekende katholieke jonge vrouwen. Onze vakantie was van 6 tot 8 oktober in het stadje Abu Ghosh, twintig minuten ten noorden van Jeruzalem. Op de 6e begonnen we met de introductie, spelletjes, mooi weer, een leuke omgeving. Op de 7e werden we wakker met alle video's en nieuws over wat er was gebeurd in de kibboetzes bij Gaza. Er waren meteen momenten van onrust en angst. Er waren ook vier Italianen bij ons om ons te begeleiden, inclusief onze visitor, en in het begin besloten we om door te gaan met de vakantie, want het was in ieder geval niet mogelijk om weg te gaan. We hoorden de raketten en bombardementen en begonnen samen het ochtendgebed te bidden. Dat was het eerste belangrijke punt voor mij. Ik begreep dat de eenheid inderdaad werd gegeven door de omstandigheden, maar dat we ook verenigd waren omdat we allemaal eensgezind waren. Ik werd erg getroffen door een zin die kardinaal Pierbattista Pizzaballa, onze patriarch, schreef aan het hele bisdom. “Waar wanorde is, kan alleen God orde scheppen.” Die dag had de meest wanordelijke uit onze geschiedenis kunnen zijn, maar in plaats daarvan verliep hij ongelooflijk geordend. Alleen God kon orde scheppen, en dat beseften we allemaal, we waren allemaal eensgezind. Terwijl we deelnamen aan de Dag van de Opening van het Jaar, die we naar de ochtend hadden verplaatst, viel er een raket driehonderd meter van ons vandaan (en er waren kinderen bij!). Het was indrukwekkend hoe we naar de bunker gingen, gedisciplineerd zoals we dat nooit eerder hadden gezien, als een familie. De Arabier vroeg naar de Jood, de Jood vroeg naar de Arabier. We ontdekten echt dat we broers en zussen waren die samen vakantie vierden. 's-Middags speelden we wat spelletjes om de spanning wat te verlichten totdat het nieuws kwam dat de controlepost tussen Jeruzalem en Bethlehem mogelijk voor onbepaalde tijd gesloten zou worden. Voor degenen die het niet weten: er is een muur tussen Israël en Palestina en je hebt speciale toestemming nodig om door de controleposten te gaan. Als ze voor onbepaalde tijd gesloten blijven, zitten ze vast in Israël en kunnen ze niet terug naar hun familie. Dus werd snel de mis gevierd om snel te kunnen vertrekken. Toen een vriendin van ons uit Bethlehem wegging zei ze met tranen in haar ogen: “Ik moet terug naar mijn familie, maar ik wil de intensiteit van wat we hier meemaken niet missen.” Ik omhelsde haar en zei: “Kijk, hier eindigt het niet. Het begint hier!” En onze vriend uit Italië zei: “We zijn één.” Dit was het hele jaar ons motto, en ik zal je vertellen waarom.

We keerden terug naar huis en op dat moment wisten we nog niet waar het heen ging, en we gingen door zonder het te weten. Tien dagen na het begin van de oorlog riep kardinaal Pizzaballa op tot een dag van gebed en vasten, en dit trof me echt. In deze maanden is de aanwezigheid van Pizzaballa van fundamenteel belang geweest, cruciaal voor mij en onze gemeenschap, omdat hij de enige was die opriep tot vrede tussen de twee volkeren die schreeuwden om wraak. In een brief aan het hele bisdom schreef hij: “Christus heeft de wereld overwonnen door haar lief te hebben”, en dit moet ons de moed geven om te zeggen wie we zijn. Dankzij wat ik jullie eerder heb verteld, vanaf de eerste ontmoeting tot toen ik terugkwam en Ettore me omhelsde, tot aan de vakantie, heb ik begrepen dat Christus mij heeft overwonnen door van me te houden, door me zijn liefde aan te bieden en door me te vragen die liefde terug te geven. Dit moet me de moed geven om te gaan zeggen wie ik ben.

Op die dag van bidden en vasten gingen mijn vrouw en ik naar de mis. Het was een dinsdagavond en het viel me op dat de kerk bomvol zat, omdat mensen meestal alleen op zondag gaan. Daar ontdekten we dat we deel uitmaakten van een volk, een volk dat schreeuwt om vrede. Daarom besloten we, aanvankelijk op verzoek van mijn vrouw, maar daarna ons gezamelijk besluit, om de datum van de doop van onze vier maanden oude dochter Marta te verschuiven; ten eerste omdat we, zoals we samen met onze vrienden vaststelden, bang waren, niet wetend hoe het zou gaan; ten tweede omdat we wilden dat ons kind deel zou uitmaken van dat volk; en ten derde om haar toe te vertrouwen aan de Enige die ons hoop gaf op een moment dat het ons land aan hoop ontbrak. De doop was heel mooi. We vierden het hier in Haifa, in een kleine kapel van de Hebreeuwssprekende katholieken (de pastoor is Italiaans en we zijn in deze jaren bevriend geraakt) en de rite werd in drie talen uitgevoerd: Italiaans, Arabisch en Hebreeuws. Ik zeg altijd tegen mijn vrienden: “Zoek een plek in deze tijd waar deze drie talen samen voorkomen!” Het was echt een groot feest om onze dochter toe te vertrouwen aan de Enige die ons op dat moment hoop gaf. Ik zal ook zeggen, als vader, dat de mooiste vorm van liefde die je je kinderen kunt geven is om ze toe te vertrouwen, want als die liefde er niet is, klopt er iets niet. Ik begreep nog meer dat liefde mijn leven kenmerkt en me vergezelt in het werk dat ik doe.

Ik ben oncoloog in een ziekenhuis hier in Haifa, een gemengd ziekenhuis, waar Joden, Arabieren, christenen en moslims aanwezig zijn, dus het klimaat is behoorlijk gespannen. Er was een belangrijk gesprek met mijn Arabische secretaresse, een moslima, die ik vertelde over mijn ontmoeting met de Beweging via een vriend die mij Het religieuze zintuig had gegeven. Op een gegeven moment vroeg ze me: “Hoe krijg je het voor elkaar om altijd met iedereen te praten en te zeggen wat je denkt zonder hen lastig te vallen? Misschien zelfs de ander te begrijpen?” Ik zei haar: “Kijk, de stichter van onze Beweging waarover ik je vertelde, zei dat het mogelijk is om degenen die anders zijn dan jij alleen lief te hebben omdat er van jou gehouden wordt. Ik ontvang die liefde voortdurend.” En ze vroeg me: “Dus je begreep dit uit het lezen van de boeken van die stichter?” “Niet alleen, nee. Ik begreep het toen ik bij mijn vrienden was.” En zij: “Bestaan zulke vrienden?” Daardoor begreep ik dat de wereld dorst naar onze vriendschap, naar wat wij beleven. Ik begon meer en meer te begrijpen dat we hier niet zijn omdat we de eersten waren, maar voor een taak, om de wereld de vriendschap aan te kondigen waar ze echt naar dorsten.

Ik zal je vertellen over een ander voorval dat zich voordeed met een Joodse patiënt van mij, op wie ik erg gesteld was, die op 28 april overleed. Hij had uitgezaaide longkanker en ik had alles met hem geprobeerd, chemotherapie, bestralingstherapie, immuuntherapie, een operatie aan zijn ruggengraat, maar
alles ging slecht en zijn ziekte verergerde en ik had het gevoel dat ik hem in de steek had gelaten. In de laatste week van zijn leven belde zijn vrouw me op: “Kijk, we kunnen het niet meer aan. Hij ligt altijd in bed, onhandelbaar. Wat moeten we doen?” Ik zei: “Breng hem naar mij, dan neem ik hem op. We weten waar hij naartoe gaat, hij moet waardig sterven.” Dus ik bracht hem meteen naar de afdeling en ging hem bezoeken, en hij zei: “Bedankt voor alles wat je voor me hebt gedaan.” Van binnen werd ik boos: “Alles ging slecht!” De volgende dag, om zeven uur 's ochtends, ging ik als eerste naar hem toe en ontdekte dat hij zijn vrouw had gestuurd om cadeautjes voor mijn kinderen te kopen. Ik zei tegen hem: “Maar je weet waar je naartoe gaat. Waarom heb je dat gedaan?” Hij zei: “Ik weet heel goed waar ik naartoe ga, maar dankzij jou heb ik op een andere manier naar de ziekte gekeken.” Dat was weer een oproep voor mij: Ik ben er niet om te genezen (ik wil ze allemaal genezen!) maar om iets anders over te brengen. En die man stierf in vrede.

Die ochtend toen ik de kamer verliet met de twee cadeaus voor mijn kinderen en die ontmoeting die me zo had geraakt, zag ik een verpleger met wie ik al vijf jaar bevriend ben. Elke keer als we praten, vooral over de oorlog, zegt hij tegen me: “Je vrouw is Italiaans, en Italië is het mooiste land ter wereld: vlucht! Wat doe je hier? Waarom blijf je? Je kunt gaan...” Die dag zag hij me en ik vertelde hem over de patiënt, en hij zei: “Al vijf jaar probeer je me uit te leggen waarom je hier wilt blijven. Vandaag begrijp ik het. Je moet hier blijven.” Waarlijk, als we blijven, is het voor een taak, een zeer grote taak.

Naarmate ik meer van Zijn liefde ontdekte, ontdekte ik ook meer en meer de waarde van onze gemeenschap: Dit jaar hebben we ontdekt dat we als een familie zijn, zussen en broers, en we zijn dingen samen gaan doen, zoals het Angelus elke dag om één uur, wat voor mij een heel belangrijk moment is, waarop we stilstaan bij wat ons verbindt. En dan elke week de School van de Gemeenschap, zij het online, en het geven van een gemeenschapsoordeel, een oordeel dat in gemeenschap wordt beleefd. Nu hebben we het idee om eens per maand een dag lang samen te komen. Hoe hebben we ontdekt dat we zussen en broers zijn? Gezinsleden sparen elkaar niet; het is niet zo dat we elkaar “omhelzen” en dat dat alles is. Broers en zussen kijken elkaar recht in het gezicht. Zoals ik al eerder zei, onze gemeenschap is gemengd en het is niet gemakkelijk; er zijn altijd wrijvingen tussen mensen die anders zijn. Ik zal je vertellen over een gesprek dat ik had met drie Palestijnse vrouwen over de vele problemen die zich voordeden. Het was om 10 uur 's avonds en het begon met boze toon (“Wij willen dat het zó gaat!”) en op een gegeven moment werd ik ook boos. “Waarom ben ik hier om half elf 's avonds om met jullie te praten? Omdat ik van jullie hou! Je bent van cruciaal belang op de weg die we gaan, want jij bent de eerste die mij deze oproep in herinnering brengt. Zoals de anderen ook van cruciaal belang zijn.” En ze vroegen me: “Hoe kunnen we zo leven?” “Door bij een plaats te horen.” En zij: “Hoe kan men er steeds meer bijhoren?” “Er is een manier: je aansluiten bij de Fraterniteit.” En zij, alle drie samen: “We willen ons inschrijven bij de Fraterniteit!” Het trof me zo, omdat je op een bepaald moment besluit om die liefde te beantwoorden: in plaats van te doen zoals de wereld doet, besluit je om die liefde daar te beantwoorden.


Ik zal even een passage voorlezen uit een Tischreden (tafelrede), waarin don Giussani zegt: “Wie in Jezus gelooft, wordt door de kracht van het mysterie van Christus opgenomen in zijn persoonlijkheid en wordt zo één lichaam, in de letterlijke betekenis van het woord, en dit lichaam verwijdt zich, is bestemd om zich te verwijden, om vruchtbaar te zijn. De relatie tussen Christus en het gezelschap waarin Hij is, maakt dit gezelschap vruchtbaar: dit gezelschap is bestemd om de wereld over te nemen, om de wereld te bezitten'. En dan vervolgt hij: 'Het is geen gevoel dat ons verenigt, het is geen sociaal fenomeen dat wordt uitgedrukt, maar het is het Mysterie van het Zijn dat op een nieuwe manier wordt gezegd [...]. En dit samenzijn met Christus is voorbestemd om vruchtbaar te zijn, dat wil zeggen de hele wereld binnen te gaan. Naarmate het zich uitbreidt, blijkt duidelijker dat het binnen de menselijke samenleving een volk vormt: het is een ander volk; een volk dat op een andere manier waarneemt, bedenkt, oordeelt, verlangt, beslist en realiseert' (Una presenza che cambia, BUR, Milano 2004, p. 368).

In feite wil ik precies zo afsluiten als ik begon: 'Gezonden door iemand, aan iemand, met iemand' is wat mijn leven kenmerkt. Dit is de nieuwigheid van mijn leven, die me meer man maakt, meer vader voor mijn kinderen, meer man voor mijn vrouw, meer oncoloog voor mijn patiënten en meer vriend voor mijn vrienden. Dank u wel.