
Pizzaballa: “Een tijd van echte honger”
De homilie van de patriarch van Jeruzalem tijdens de Corpus Christi-mis: “Wij worden misschien geconfronteerd met dezelfde verleiding als de discipelen. Opgeven.” Het antwoord van Jezus is echter duidelijk: “Onszelf weggeven, zelf eucharistisch worden”Dierbare zusters en broeders,
Moge de Heer u vrede schenken!
De eerste suggestie voor onze overwegingen vinden we in de verwijzing van de evangelist naar de honger van het volk. We weten heel goed dat aan het einde van een hete dag in een woestijngebied de behoefte aan verfrissing en voedsel zeer groot is. Er is dus een reële behoefte aan verfrissing en tegelijkertijd zorg voor een grote menigte. De evangelist vertelt ons dat er ongeveer vijfduizend mannen waren (Lc, 9:14).
Aan de andere kant zien we de armoede van de discipelen die niets anders hebben dan vijf broden en twee vissen (Lc, 9:13). De omstandigheden waarin dit alles plaatsvindt zijn ook ongunstig: het is nu avond en we bevinden ons in een woestijngebied (Lc, 9:12).
Kortom. De menigte heeft Jezus een hele dag gevolgd, in de hitte, zonder iets te eten, moe en hongerig, maar 's avonds waren ze allemaal nog steeds bij hem in plaats van naar huis te gaan.
Ik ben altijd verbaasd over dit detail en vraag me af of wij ons in dezelfde situatie bevinden als die menigte: weten wij, net als die vijfduizend, onze materiële behoeften opzij te zetten en Zijn aanwezigheid te zoeken, naar Zijn stem te luisteren, van Zijn brood te eten, dat Hijzelf is? Waar hebben we echt honger naar? Welk voedsel zoeken we? Er is niet slechts één soort honger, dat weten we heel goed. Er zijn vele vormen van honger. Dus wat is de honger die ons kenmerkt? Wat voedt ons christelijk leven? In hoeverre ondersteunt de eucharistie ons geloofsleven? Wat zoeken we?
De oplossing die de discipelen voorstellen voor de honger van de menigte is dat de mensen weggaan en elk voor zich zoeken wat hun honger kan stillen (Lc, 9,12). Jezus' antwoord daarentegen is precies het tegenovergestelde en leidt ons naar het hart van het eucharistische mysterie: laat de mensen blijven (Lc, 9,13) en laat de discipelen zelf iedereen te eten geven. Met andere woorden, niet dat iedereen voor zichzelf moet zorgen, maar dat de discipelen moeten delen wat ze hebben met de hele menigte! Een verzoek dat menselijkerwijs onmogelijk te vervullen is. In plaats daarvan is dit precies wat er gebeurt. Beginnend met het weinige dat beschikbaar was verricht Jezus het wonder van de vermenigvuldiging en geeft hij genoeg brood voor iedereen.
Als we het over honger hebben denken we meestal aan verre bevolkingsgroepen, aan iets theoretisch. We hadden nooit gedacht dat we zelfs vandaag de dag, hier onder ons, gedwongen zouden zijn om over honger te praten als iets reëels dat het leven van onze mensen raakt. Ik denk natuurlijk aan Gaza, maar niet alleen aan Gaza. Ik denk aan de vele situaties van armoede die het conflict heeft veroorzaakt en die het leven voor te veel gezinnen uiterst moeilijk maken.
We leven dus in een tijd van echte honger. En daarmee komt ook een honger naar gerechtigheid, naar waarheid, naar waardigheid. Zelfs deze laatste woorden lijken woorden te zijn die behoren tot een wereld die ver van ons af staat, die niets te maken heeft met ons echte leven.
En gezien de tragische situatie waarin we ons momenteel bevinden worden wij misschien ook geconfronteerd met dezelfde verleiding als de discipelen. Om op te geven. Om de handdoek in de ring te gooien. Om te stoppen met hopen en geloven dat het mogelijk is om onze honger te stillen, dat iemand ons hart kan troosten dat dorst naar gerechtigheid en waardigheid. Dat dit conflict ons leven nooit kan veranderen. Dat er voor ons hier geen mogelijkheid is om waardig te leven.
Het antwoord van Jezus aan de discipelen is echter duidelijk en wijst op wat altijd het leven van een christen zou moeten kenmerken. En dus is het ook het antwoord voor ons vandaag, zelfs voor ons in het Heilige Land: “Geeft gij hun maar te eten” (Lc, 9:13).
Onszelf weggeven, zelf eucharistisch worden. Bij Christus zijn stelt ons in staat om onze armoede te aanvaarden, om die te ervaren als een kans om te delen en gemeenschap te hebben, om te vertrouwen en te geven. En dat is ook voor ons mogelijk, hier en nu, vooral voor ons pastores. Wij zijn geen neutrale instrumenten van het sacrament, geen onverschillige kanalen waardoor we de eucharistie gewoon aan de gelovigen uitdelen. Jezus nodigt ons uit om eerst zelf “eucharistisch” te worden, dat wil zeggen mensen die zichzelf geven en wier leven een voortdurende lofprijzing aan God is. Er wordt ons niet gevraagd om onze kennis te delen, maar ons leven waarin Gods werk schittert. Alleen op deze manier kunnen we onze kudde een precieze en herkenbare vorm geven om wat we in het mysterie vieren te vertalen naar het leven van de gemeenschappen.
En in deze tijd van conflict en oorlog is Jezus' antwoord aan de discipelen een oproep aan onze kerkgemeenschap om wat we in de eucharistie vieren in het leven om te zetten. Dat betekent dat we weten hoe we onszelf kunnen weggeven, dat we solidair zijn met elkaar, dat we – ondanks alles – blijven bouwen aan relaties, horizonten openen, vertrouwen schenken, de moed hebben om inclusief te zijn, d.w.z. de ander te verwelkomen wanneer alles op het tegenovergestelde wijst. Het betekent kunnen delen en leven, nooit de hoop opgeven. Ondanks de vele externe en interne moeilijkheden niet afzien van het kerkelijk leven, ons niet in onszelf terugtrekken maar integendeel, en ondanks alles, altijd geloven dat Jezus, en alleen Hij, het weinige dat we hebben, zelfs ons kleine geloof, kan omzetten in een volheid van leven voor iedereen.
We kunnen dit niet alleen. We zijn niet tot zoveel in staat. Alleen Jezus kan ons deze kracht geven en ons openstellen voor deze vrijheid. En alleen in de eucharistie, in de ontmoeting met de gestorven en verrezen Christus die zich aan ons geeft, kunnen we dit vermogen ontvangen.
Jezus geeft ons in deze passage nog een hint. Hij vraagt ons om de aanwezigen in kleine groepen te verdelen: niet langer een anonieme menigte, maar kleine gemeenschappen die duidelijk afgebakend en herkenbaar zijn, waarin delen en wederkerigheid gemakkelijker zijn.
Hij zegt ons dat de eucharistie het centrum van de gemeenschap is, maar ook dat de eucharistie de gemeenschap vormt. Zonder de eucharistie is er geen gemeenschap. De eucharistie creëert ondersteunende gemeenschappen waarin we elkaar steunen. “Allen die het geloof hadden aangenomen, waren eensgezind en bezaten alles gemeenschappelijk; ze waren gewoon hun bezittingen en goederen te verkopen en die onder allen te verdelen naar ieders behoefte. Dagelijks bezochten ze trouw en eensgezind de tempel, braken het brood in een of ander huis, genoten samen hun voedsel in blijdschap en eenvoud van het hart.” (Handelingen, 2:44-46).
Een van de problemen van onze kerk vandaag de dag is juist de anonimiteit van onze gemeenschappen, die meer op menigten lijken dan op de groepen van vijftig die Jezus in onze passage vormde. We kennen elkaar niet en kunnen daarom geen leven delen. Het evangelie nodigt ons uit om onze gemeenschappen een duidelijk gezicht en een duidelijke identiteit te geven, opgebouwd door onze intimiteit met Christus in plaats van door onze sociale of pastorale activiteiten.
De passage eindigt met een laatste element: het gaat om wat er overblijft en waarmee twaalf manden gevuld kunnen worden (Lc, 9,17). Waar mensen elkaar verrijken met het weinige dat ze hebben ervaren ze dat ze werkelijk rijk zijn, dat ze in overvloed leven, dat ze meer hebben dan ze durfden te hopen.
Gemeenschappen die gevormd zijn door de eucharistie zullen ook rijke gemeenschappen zijn waarin niets ontbreekt en die, ondanks de armoede van middelen, weten hoe ze Gods aanwezigheid, onze ware rijkdom, kunnen laten schitteren.
Dan kan het wonder opnieuw worden verricht. Moge de Heer onze weinige broden en vissen vermenigvuldigen. Maar om het wonder te laten gebeuren moeten we ons verlangen naar Jezus opnieuw aanwakkeren, naar hem hongeren, bereid zijn onze armoede beschikbaar te stellen, d.w.z. accepteren dat we zelfs het weinige dat we hebben verliezen en ons hele leven zonder voorbehoud in de handen van de Opperherder leggen. Hij alleen kan onze kwetsbare menselijkheid veranderen in een instrument van verlossing.
Moge het hemelse brood de reis van onze Kerk van het Heilige Land voeden en versterken en ons, door de voorspraak van de Maagd, Moeder van de Kerk en onze Moeder, ondersteunen in onze verschillende omstandigheden. Amen.
+Pierbattista
* Kardinaal-patriarch van het Latijns patriarchaat van Jeruzalem