Paus Leo XIV arriveert op het Sint-Pietersplein voor een audiëntie met onderwijzers (©Alessia Giuliani / Catholic Press Photo)

“Wie ben ik?”: een vraag die het onderwijs uitdaagt

De woorden van paus Leo XIV tijdens het jubileum van de onderwijswereld en in zijn eerste apostolische brief, Drawing New Maps of Hope, “stellen niet alleen onze onderwijsvoorstellen ter discussie maar dagen ook onze persoonlijke ervaring uit”
Matteo Severgnini *

Op vrijdagmiddag 31 oktober, tijdens een discussie over schoolervaringen, sprak een derdejaars middelbare scholier enthousiast over haar kennismaking met de vroege filosofen: “Die vragen over de oorsprong en bestemming van alles zijn ook de mijne, maar toen ik mijn enthousiasme uitte, corrigeerde mijn leraar me: voor hem is dit een wetenschappelijke studie die niets met mij persoonlijk te maken heeft.” Een ouderejaarsstudent antwoordde: “Als lid van de jeugdjury op een filmfestival deelde ik met mijn leeftijdsgenoten onze waardering voor een film die precies die existentiële vragen behandelde die je noemde, maar de aanwezige volwassenen moedigden ons aan om onze aandacht op andere factoren te richten: acteren, montage, fotografie...”

Het is opvallend en pijnlijk hoe vaak wij volwassenen, zelfs met de beste bedoelingen (zoals nauwkeurigheid in het onderwijs), bijdragen aan het doven van het vuur dat brandt in de harten van de jongeren die aan ons zijn toevertrouwd, in plaats van het opnieuw aan te wakkeren. Misschien komt dat omdat dat vuur ons bang maakt en ons confronteert met ongemakkelijke vragen – vragen die we denken te hebben ‘opgelost’ en niet opnieuw willen openen. Daarom is het zo'n kostbare gegeven dat een voormalig wiskunde- en natuurkundeleraar nu paus is, die ons aanspoort om “uit de ondiepten” van een rationalistische, ‘koude’ benadering te komen en “een empathische en open visie” terug te vinden en “beter te begrijpen hoe de mensheid zichzelf vandaag de dag begrijpt om ons onderwijs te ontwikkelen en te verdiepen”. De vraag die nooit onbeantwoord mag blijven is de grote vraag: wie ben ik? “Daarom mogen verlangen en hart niet worden gescheiden van kennis: dat zou betekenen dat de persoon wordt gesplitst” (Apostolische brief Drawing New Maps of Hope, 3.1). Integendeel, onderwijs is een ontmoeting tussen levende ervaringen waarbij zowel het verstand – als vermogen tot onderzoek en onderscheidingsvermogen – als het hart, dat wil zeggen de plaats van primaire behoeften aan waarheid, schoonheid, gerechtigheid en geluk, betrokken zijn. Het paradigma is precies datgene dat door St. John Henry Newman – uitgeroepen tot medepatroonheilige van de educatieve missie van de Kerk – in zijn kardinaal motto wordt geschetst: cor ad cor loquitur, het hart spreekt tot het hart.

Leo XIV nodigt ons uit voor een reis van kennis waarin we nooit worden gezien als degenen ‘die de bestemming bereikt hebben’: “Leraren en leerlingen lopen samen. Ze zijn zich ervan bewust dat ze niet tevergeefs zoeken en tegelijkertijd weten ze dat ze moeten blijven zoeken, zelfs nadat ze ontdekkingen hebben gedaan.” Deze woorden werden uitgesproken tijdens de bijeenkomst met opvoeders op het Sint-Pietersplein op vrijdagochtend, slechts enkele uren voor de dialoog met de studenten die ik eerder noemde, en ze sluiten aan bij wat hij zei in zijn eerste apostolische brief: “Christelijk onderwijs is een collectieve onderneming: niemand geeft alleen onderwijs. De onderwijsgemeenschap is een ‘wij’ waarin leraren, leerlingen, gezinnen, administratief en ondersteunend personeel, pastores en het maatschappelijk middenveld samenkomen om leven te genereren. Dit ‘wij’ voorkomt dat het water stagneert in het moeras van ‘zo is het altijd gedaan’ en dwingt het te stromen, te voeden, te irrigeren" (3.1).

Deze woorden stellen niet alleen onze onderwijsvoorstellen ter discussie maar dagen ook onze persoonlijke ervaring uit. Er zijn namelijk twee voorwaarden nodig om te voorkomen dat water stagneert: er moet een bron zijn waaruit het blijft stromen en er moeten oevers zijn om te voorkomen dat de stroming zich verspreidt, zodat het de zee kan bereiken. Deze oevers zijn enerzijds ‘wij’, dat wil zeggen de gemeenschap waarin ik groei door te luisteren en te observeren, en anderzijds de grote vraag naar de zin van het leven, die gebed wordt. Binnen deze oevers worden we vaders omdat we onszelf als kinderen erkennen, nooit als wezen, zoals don Giussani zei: “Niemand brengt voort tenzij hij zelf voortgebracht is.” De opvoeder is niet alleen een verspreider van kennis en instructies maar bovenal iemand die altijd moet leren, gecorrigeerd moet worden en ook moet corrigeren, en dit gebeurt alleen binnen een persoonlijk traject dat met anderen wordt gedeeld, zoals de paus tijdens zijn ontmoeting met studenten heeft gezegd: “Onderwijs brengt mensen samen in levendige gemeenschappen en organiseert ideeën in constellaties van betekenis.”

In deze tijden van grote verwarring, onzekerheid en dus wantrouwen, waarin de relaties tussen mensen en staten steeds gespannener lijken te worden, herinnert de Heilige Vader ons eraan dat “opvoeden een daad van hoop is” (3.2). Het is geen toeval dat hij zijn eerste apostolische brief juist aan het onderwijs heeft gewijd, en in het bijzonder aan het katholieke onderwijs. Als leraar en rector van een katholiek geïnspireerde privéschool ben ik van mening dat de principes die hij in de brief uiteenzet (waaronder de centrale rol van de persoon, de alliantie tussen school en gezin, de betrokkenheid van de staat volgens het subsidiariteitsbeginsel, de zorg voor innerlijkheid en een harmonieuze relatie met technologie, aandacht voor een taal van “ongewapende en ontwapenende” vrede) waardevolle referentiepunten vormen voor het navigeren op de open zeeën die we nu moeten bevaren. We mogen dankbaar zijn dat we een vader hebben die ons niet zonder kompas achterlaat.

* Matteo Severgnini is hoofd van GS (studenten van Gemeenschap en Bevrijding). Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Avvenire.