De abdij Cascinazza, nabij Milaan

Een continu 'Hier ben ik'

Uit het meinummer van Traces. Pater Sergio Massalongo, prior van het Cascinazza-klooster, legt uit hoe in zijn ervaring "ons ja tegen Christus, vóór al het andere, onze bijdrage is tot de redding van elke man en vrouw vandaag".
Paola Ronconi

Prodesse omnibus cupientes (ze verlangden allen tot nut te zijn). Dit is hoe de Heilige Stephen Harding 900 jaar geleden zijn medemonniken de oermenselijke behoefte om bij te dragen aan het welzijn van alle mensen beschreef in de Carta Caritatis (het ontwerpdocument van de cisterciënzerorde). Het coronavirus met alle daarbijbehorende dramatiek heeft die behoefte krachtig benadrukt.
Alleen een bijdrage leveren is echter niet genoeg. Die drie Latijnse woorden gaan in feite veel dieper: Hoe kunnen we onze medemensen van dienst zijn als we, zoals zovelen in deze dagen, min of meer in ons huis zijn opgesloten? Hoe kan iemand de mensheid van dienst zijn tussen de vier muren waarin we nu bijna allemaal verblijven? Hoe kan het huiswerk van onze kinderen, het 'Home Office' en het feit dat we onze geliefden in ziekenhuizen, verzorgings- of verpleeghuizen niet mogen bezoeken bijdragen aan het welzijn van allen? In zijn brief van 12 maart aan Gemeenschap en Bevrijding, wees Julián Carrón ons een weg: "Ons `ja’ tegen Christus, ook in het isolement waarin ieder van ons verplicht zou kunnen zijn te blijven, is reeds onze bijdrage voor de verlossing van elke mens vandaag".
We spraken telefonisch aan de deur van Cascinazza, een benedictijns klooster net buiten Milaan, met mensen die hun hele leven tussen vier muren doorbrengen en, in hun schijnbare verborgenheid, 'louter vanwege hun bestaan ervan getuigen dat de Heer overwint', zoals Don Giussani schreef over de plaats in 1996. 'Voor mij is het in een klooster zijn niet de uitwerking van een idee dat ik heb om mezelf te perfectioneren, maar eerder mijn antwoord op Zijn oproep. "Het is een continu ‘Hier ben ik’", zegt pater Sergio Massalongo, de prior van het klooster.

Pater Sergio, hoe kan iemand die nu gedwongen is om thuis te blijven, soms alleen, in deze concrete situatie, in de alledaagsheid van alledaagse dingen, bijdragen aan het welzijn van de wereld?

Allereerst moet niet worden vergeten dat het niet de aard is van iemands roeping een monnik, een werknemer, een huisvrouw, te zijn, maar eerder Christus te volgen op de manier die Hij voor mij kiest: “Laat mij zijn wat U wilt dat ik ben." Die reactie op Zijn oproep vat het doel van ons leven samen, onze persoonlijke bijdrage om iedereen te helpen zijn of haar ware bestemming te vinden; en als het waar is voor mij, dan geldt het voor iedereen. Er is een verhaal uit de Woestijnvaders (4e eeuw) waarin een jonge monnik, na een tijd van bijzondere beproeving, naar de overste gaat en hem vertelt dat hij denkt niet verder te kunnen en graag naar huis wil. De overste antwoordde: 'Bedenk dat de Heer u droeg toen u hier kwam. Als u nu weggaat, gaat u alleen.' Dat wil zeggen, de Heer kan ons de woestijn in leiden of ons veroordeeld laten om te blijven binnen de vier muren van ons huis, Hij kan ons door de meest bittere beproevingen heen leiden, maar Hij is altijd bij ons en laat ons nooit in de steek. Zijn aanwezigheid is onze kracht. Als ik in plaats daarvan zelf mijn leven wil leiden, ben ik aan mijn eigen genade overgeleverd en weet niet meer hoe ik zal eindigen. Ik voel me gevangen, uitgeput en ontevreden, ondanks dat ik heb wat ik wil. Kortom, wat mijn identiteit het meest definieert, zijn niet alle keuzes die ik maak, maar het feit dat Jezus mij koos, dat Hij van mij houdt en dat ik de Zijne ben. Dit is sterker - nog niet eens het kwaad dat ik doe of de zonden die ik bega zijn een bezwaar voor God. Ik kan Hem ontkennen of weigeren, maar ik kan niet uitwissen dat Hij mij heeft gekozen, dat Hij van mij houdt. Dit geeft me zekerheid en een ontembare hoop dat ik opnieuw kan beginnen.



Wat betekent het voor u om op ieder moment 'ja' te zeggen tegen de omstandigheden?

Het betekent openstaan voor het Mysterie en voor de manier waarop Hij mij op Zijn eigen voorwaarden op dit moment roept. 'Ja' tegen Hem zeggen, betekent dat Hij mijn huidige omstandigheden in de armzaligheid van mijn bestaan kan gebruiken, zodat Hij de realiteit zou kunnen transformeren en meer waar maakt. We zijn geroepen om instrumenten van Zijn glorie in de wereld te zijn. Net zoals Onze-Lieve-Vrouw's 'ja' Christus in de wereld heeft gebracht, zo draagt ons arme maar dagelijkse 'ja' tegen wat van ons gevraagd wordt bij tot de redding van de wereld.

Wat helpt u daarbij?

Drie dingen: ten eerste het objectieve woord dat door de Kerk tot ons wordt gesproken en degenen die naar dat woord leven volgen. Ten tweede, de voorwaarden van het offer dat de Heer ons toestaat te ervaren accepteren: het offer om veroordeeld te zijn om binnen de vier muren van ons huis te blijven, zoals Hij het accepteerde aan de vier armen van het kruis te worden genageld. En ten derde kijken naar het voorbeeld van mijn broeders die bij mij in het klooster wonen.

Stilte en gebed. De Kerk houdt ons voor dat dit voor iedereen dimensies van het leven worden. Maar waarom zou iemand stilte willen? Het lijkt slechts een gebrek aan geluid ...

Wat ik verlang is geen stilte; ik verlang naar Christus en Christus is Iemand die aanwezig is en Zich aandient. Dit wekt verwondering en stilte bij mij op; Hij is een Aanwezigheid waar ik naar kijk en die ik volg. Christus kan aanwezig zijn in het lawaai en de chaos van een grote stad, in een ziekenhuis vol met zieken (zoals we nu zien), of als we de stallen uitmesten. Waar het om gaat is dat wanneer je Hem in actie ziet, je voelt hoe je eigen acties geliefd, bevrijd en constructief zijn omdat ze in samenwerking met Zijn ontwerp worden genomen. Het is makkelijker om Zijn stem te herkennen in een stilte die vol nostalgie naar Hem is. Niet de herinnering aan Christus die ik me inbeeld, nl. de vrucht van mijn goede bedoelingen. Stilte is waar in de mate dat de inhoud bestaat uit het woord dat Christus tot mij spreekt, zodat ik kan veranderen; het houdt daarom een ​​levendige gehoorzaamheid in, een houding van continu luisteren en aanpassen van mijn wil aan de Zijne. Het identificeert mij met Hem. Zijn woord stelt een allesomvattende eis aan mijn leven, en het echte werk is het volgen van wat letterlijk tot mij werd gezegd. Begrijpen we wat Hij zegt, het enige dat een inzet van ons hele leven waard is? Welk gezaghebbend woord is tot jou gesproken, wat heeft de allerhoogste waarde die je leven kan sturen? Als we hierop geen antwoord weten, of als dit ons verwart, is onze stilte een oorverdovende leegte en voelen we de behoefte om dit te compenseren met nutteloze schijn. De waarheid van de inhoud van ons zwijgen roept dan de vragen op: wie is de autoriteit voor mij? Ikzelf of een Ander? Wie volg ik? Waarop antwoord ik?

De cisterciënzer generaal-overste pater Mauro-Giuseppe Lepori citeert in een brief van 15 maart psalm 45: "Wees stil en weet dat Ik God ben." Deze woorden klinken tegenwoordig anders, nu de hele wereld op haar weg heeft haltgehouden. Maar wat betekent het om 'stil te zijn' voor Zijn aanwezigheid? En wat kan ons daarbij helpen?

Waar herken ik hoe Hij bij mij aanwezig is? Op de plek die de Heer mij heeft aangewezen, dat is het klooster, dat is de beweging. Het zit 'm in deze dingen die je nodig hebt om "stil te zijn" en te kijken waar en hoe Hij aanwezig is; dit zijn de enige plaatsen waar je werkelijk houvast kunt vinden te midden van een oneindige kakofonie van stemmen en meningen. Nu we onze poorten in deze tijd van de pandemie moeten sluiten, keert onze blik naar binnen naar het leven van het huis om de waarde ervan te herontdekken en hoe we alles al hebben gekregen. Tijdens een bijeenkomst van de gemeenschap zei een van mijn medebroeders: "Deze omstandigheid daagt ons uit om te verifiëren welk soort gezelschap we echt nodig hebben. We hebben niet eens het gezicht van de postbode als voorwendsel om onze aandacht te richten buiten de kloostermuren. Óf het is waar dat ik Christus hier kan ontmoeten, in de 21 gezichten die mij zijn gegeven, óf mijn bestaan is gebaseerd op iets dat uiteindelijk een leugen is ... Is Christus ons genoeg of niet? Want als Hij ons niet genoeg is kun je zelfs als je het virus niet krijgt net zo goed dood zijn." Deze tijd van beproeving kan dus in plaats van als een obstakel te worden ervaren worden benut als een gunstige gelegenheid, als een middel om onszelf te laten 'besmetten' met de gemeenschap van Christus onder ons, die onze kleine ruimte verandert in een huis van God; dit is de manier waarop Hij ons klooster nu wil opbouwen. Paradoxaal genoeg is de tijd van ballingschap waar we doorheen moeten hét middel waardoor alle dingen eenmaal aan de vergetelheid ontrukt hun ware betekenis terugkrijgen; ze gaan terug naar hun oorsprong, naar de plek waar de ander naast mij zijn ware gezicht aanneemt.

Veel mensen zijn getekend door pijn en verdriet. Hoe kunnen ze, zoals de paus op 27 maart op het Sint-Pietersplein zei, 'de moed vinden om alle ontberingen van de huidige tijd te aanvaarden om zo Zijn kruis te omarmen'?

Bij het beschrijven van de vierde stap van nederigheid in zijn Regel adviseert Sint-Benedictus de monniken bij ieder soort beproeving of lijden te beginnen met het stilzwijgend omarmen van geduldig lijden in hun hart alsof dat geduld een persoon is die men zou kunnen omhelzen. Uiteindelijk is het Christus die we omarmen in onze beproevingen, zodat Hij ons kan steunen. Alleen degenen die persoonlijk lijden hebben ervaren, zijn in staat tot mededogen, tot 'mede-lijden' met iemands broeders en zusters, hetgeen de grootste vorm van liefde is. Een ander gezegde van de Woestijnvaders luidt: 'Een ieder moet zich alles eigen maken wat er met zijn naaste gebeurt; moet bij elke beproeving mét hem lijden, mét hem huilen en het gevoel hebben dat ze één en hetzelfde lichaam zijn; alsof hij hetzelfde lijden ondergaat als zijn broeder die door beproevingen is getroffen', zoals staat geschreven: 'Wij zijn één lichaam in Christus' (Rom 12: 5), en 'de gemeenschap van gelovigen was één van hart en één van geest' (Hand. 4:32). Alleen datgene wat aanvaard en mee-geleden wordt, kan in liefde worden omgezet. Alleen door naar het lijden van Christus te kijken is het mogelijk om de ontberingen en pijn van de mensheid te omarmen; het is daar waar ons eigen lijden betekenis krijgt. Gedurende deze periode kunnen we niet onverschillig blijven voor de noodkreten van onze lijdende broeders en zusters; God roept veel mensen op om een ​​offer te brengen, zodat we de waarheid meer indachtig kunnen zijn. Als we deze oproep niet beantwoorden, zal alles wat er gebeurt vruchteloos zijn, slechts puur toeval. Het lijden van anderen roept ons op om onszelf te zijn.

Uw leven heeft, althans voor zover we weten, geen substantiële verandering ondergaan. Hoe was uw leven in deze tijd?

Het is waar, behalve volledig van de buitenwereld afgesloten is ons gemeenschappelijke leven in het klooster net zo regelmatig als voorheen. We preparen de velden om te beplanten en we bereiden ons voor op andere taken zoals we dat gewoon zijn te doen. Zelfs de viering van de liturgie blijft hetzelfde. Alles heeft echter een dramatischer inhoud. We zijn in ons ritme minder afgeleid en helpen elkaar om te luisteren naar wat de Heer ons door deze omstandigheden te zeggen heeft. We bidden tot Hem voor alle intenties die we van heinde en ver ontvangen, opdat de Heer medelijden met ons mag hebben en een einde maakt aan deze plaag.