Julián Carrón

Is er hoop? De fascinatie van de ontdekking

‘Erger dan deze crisis is alleen het drama ze te verspillen’. Met deze woorden spoort paus Franciscus ons aan om ons bewust te worden van wat ons overkomen is, van wat we nu al een jaar lang meemaken.
Julián Carrón

HOOFDSTUK 1
‘Erger dan deze crisis is alleen het drama ze te verspillen’


1. De impact met de werkelijkheid

Om de uitdaging, die niemand onverschillig heeft kunnen laten, het hoofd te bieden, hebben we onszelf vanaf het allereerste begin een werkhypothese gegeven, vervat in een zin van Giussani: ‘Een mens die weinig impact met de werkelijkheid heeft gehad, bijvoorbeeld omdat er niet veel van hem gevergd is, zal zichzelf niet goed kennen, zal de energie en de ‘trilling’ van zijn rede minder goed waarnemen’. In het voetspoor van Giussani hebben we elkaar daarom uitgenodigd ‘de werkelijkheid altijd intens te beleven’, zonder iets te verloochenen of te censureren. Want het is één ding om de impact van de omstandigheid niet te kunnen negeren of vermijden, maar het is iets anders de omstandigheid te beleven, de provocatie die zij in zich draagt, aan te gaan. Met deze hypothese in de hand konden we zelfs een verraderlijke situatie als de coronacrisis, paradoxaal genoeg, gaan beleven als een gelegenheid om ons zelf-bewustzijn, dat dikwijls zo troebel is, te laten groeien, en om de energie en de trilling van onze rede krachtiger waar te nemen; de crisis is dus een kans geworden voor het ontwaken van ons menszijn: van ons bewustzijn, onze rede en onze affectie.
Wat is er gebeurd? Wat hebben we, na meer dan een jaar, in onszelf en om ons heen zien gebeuren? Velen hebben twee fasen onderscheiden, twee ‘gezichten’ van onze ervaring van de pandemie, die samenvallen met de twee golven waarmee het virus zich verspreid heeft. De tweede golf, zo heeft Antonio Scurati opgemerkt, ‘trof ons niet minder onvoorbereid en niet minder onvolwassen dan de eerste – enkel vermoeider, neerslachtiger, twistzieker en kleingeestiger’. Alsof we niet hadden weten te profiteren van wat er in de eerste fase gebeurd was, om te kunnen groeien, om ons bewustzijn te vergroten en een diepere consistentie van onszelf te laten rijpen. We zien dit aan wat er tijdens de tweede golf naar boven is gekomen: een groter gevoel van kwetsbaarheid; onzekerheid en angst die zich uitbreiden; tekenen die erop wijzen, zoals Massimo Recalcati opmerkte, dat ‘het echte trauma niet in het verleden ligt, maar in de toekomst’. De tweede golf ‘heeft de illusie, waarin we allemaal geloofden, dat het gewone leven weer opgepakt kon worden, tenietgedaan […] en zo de horizon van de nachtmerrie verbreed. De tweede fase van het trauma is traumatischer dan de eerste, omdat ze laat zien dat het kwaad niet is uitgeput maar nog altijd onder ons is. De hoop die de zomer ons gegeven had, is de bodem in geslagen. Deze teleurstelling is het sentiment dat nu overheerst’. We waren er al een tijd aan gewend geweest om te leven in een staat van schijnbare zekerheid, met de illusie dat we de werkelijkheid konden beheersen. De uitbraak van het virus heeft deze illusie een opdoffer gegeven. Maar na de eerste golf waren we er al snel van overtuigd dat we de situatie weer onder controle hadden en dat de terugkeer naar een normaal leven dus binnen handbereik was. Zo hebben we, de een wat meer en de ander wat minder, kunnen genieten van de zomer. Maar ‘je weet niet wat je weet, en zelfs niet wat je verlangt te weten, totdat je op de proef gesteld wordt’. De tweede golf heeft de droom of de aanmatiging nogmaals uiteen laten spatten, door ons eraan te herinneren dat we de werkelijkheid uiteindelijk niet kunnen beheersen. ‘We dachten aan de dood’, zo merkte Cesare Cornaggia op, ‘als aan een ongelukkig toeval, zoals een tumor of een ongeval, en meenden dat de besmettelijke ziekten overwonnen waren; maar iets onbekends, dat we niet kunnezien en waarop we niet weten te antwoorden, maakt ons dood. Daaruit ontstaat de onzekerheid’. De ‘onzekerheid over de toekomst’ is dus toegenomen recht evenredig met het ‘gevoel van het bekende’. Aan het begin van de tweede golf vatte ook Edgar Morin het einde van deze illusie met de term ‘onzekerheid’. ‘We zijn een tijdperk van grote onzekerheden binnengegaan’, schreef hij. En hij benadrukte ‘het multidimensionele karakter van de crisis, die het leven van elk individu, alle naties en de hele planeet […] raakt. We zijn allemaal onderdeel van dit avontuur, vol onwetendheid, vol onbekends, vol dwaasheid, rede, mysterie, dromen, vreugde en lijden. En onzekerheid’. Ondanks degeruststellende woorden van officiële zijde, ondanks het optimisme waarmee de ontdekkingen van de wetenschap en de initiatieven van de farmaceutische industrie gepaard gaan, schuilt diep in ons, nog altijd, dreigend, de angst. Na ruim een jaar varen we nog steeds op zicht, zonder te weten hoelang we er nog zoet mee zullen zijn, al worden de tekenen van een uitweg gelukkig wel steeds concreter. We zullen het zien, en net als iedereen hopen we dat de zaken zo snel mogelijk worden opgelost. De beschreven situatie, die het leven van mensen, samenlevingen en de hele wereld zo diep geraakt heeft, heeft echter uit de ingewanden van ons leven een vraag naar boven gehaald die de menselijke existentie gezelschap houdt: is er hoop?
(...)