Dietrich Bonhoeffer (foto: akg-images/Mondadori Portfolio)

Bonhoeffer: "God is geen lapmiddel"

De Lutherse theoloog die werd geëxecuteerd door het Derde Rijk, geciteerd op de Geestelijke Oefeningen van CL. Zijn leven, denken, en martelaarschap. En zijn verwachtingsvol uitzien naar God die hij wil vinden "niet in de marge, maar midden in het leven".
Lorenzo Fazzini

Mijn tijd is altijd vol maar op de achtergrond staat van de morgen tot de avond het wachten. Deze woorden weerklonken tijdens de laatste Oefeningen van Gemeenschap en Bevrijding, en getuigen hoe "het verwachtingsvolle wachten zo constitutief is voor ons 'ik' dat zelfs de lelijkste, pijnlijkste, meest tegenstrijdige situaties het niet helemaal kunnen elimineren", aldus Julián Carrón. "Zelfs in omstandigheden waarin er alle reden zou zijn er niet meer op te rekenen hebben wij er getuigenis van afgelegd."

De schrijver is Dietrich Bonhoeffer vanuit de Berlijnse gevangenis Tegel, waar hij van 1943 tot 1945 gevangen heeft gezeten en is opgehangen. De theoloog van de "kostbare genade", een denker die zich verzette tegen de idee van een "God-als-lapmiddel", een meester in de kunst van het gemeenschapsleven te beleven, bovenal een grote geloofsgetuige in de donkere tijd van het nazisme, resoluut kiezend voor Christus, wat hem er letterlijk toe bracht zijn leven te geven.

Bonhoeffer, Luthers theoloog, zoon van een middenstandsgezin en geboren in 1906 als zesde van acht kinderen, studeerde theologie in Berlijn en werd in 1931 tot predikant van de Evangelische Kirche gewijd. Reeds bij de eerste tekenen van het vorm krijgen van het naziregime zag hij het gevaar van Adolf Hitler's project: in 1933 hield hij zijn lezing De Kerk en het Joodse Vraagstuk, waarin hij het antisemitische karakter van het Reich aan de kaak stelde. Geconfronteerd met het risico dat het antisemitisme een "nieuwe religie" zou worden, riep Bonhoeffer de christenen op tot een actieve taak: "De Kerk is onvoorwaardelijk verplicht om de slachtoffers van wat voor ordening van de maatschappij dan ook bij te staan, ook als ze niet tot de christelijke gemeenschap behoren. De derde mogelijkheid is niet alleen om te zorgen voor de onder de wielen gereden slachtoffers, maar zelf een spaak in het wiel te steken." Christenen zijn dus niet alleen degenen die de wonden helen en de gewonden in de wereld verzorgen, maar ook degenen die hun eigen leven op het spel zetten om het toekomstige kwaad te voorkomen (we zijn pas in 1933!).

Zeer symptomatisch voor hoezeer Bonhoeffer de ware aard van Hitlers regime had begrepen is het feit dat precies op de dag nadat Hitler in Berlijn als rijkskanselier was beëdigd (30 januari 1933), Bonhoeffer zelf (die paus Franciscus omschreef als "een groot protestants theoloog en martelaar") deze woorden schreef: "De staat kan ook de vorm van het kwaad aannemen. Hij kan het grootst mogelijke kwaad zijn en doen". Samen met andere leden van de Evangelische Kerk ontwikkelde Bonhoeffer spoedig de idee van een Bekennende Kirche, een "belijdende" Evangelische Kerk, d.w.z. een die zich niet blindelings in dienst zou stellen van de nazi-ideologie, maar haar eigen onafhankelijkheid van oordeel zou behouden.

En deze visie van onafhankelijkheid kwam de evangelische theoloog duur te staan. Reeds op 18 juli 1933 werd hij ontboden door de Gestapo, die onmiddellijk zijn sterke verzet tegen het dictatoriale regime, dat in Duitsland vorm aan het krijgen was, opmerkte. Op 5 augustus 1936 werd zijn bevoegdheid om les te geven aan de universiteit - hij die een zeer grote invloed had op jonge mensen - ingetrokken. Daarvan getuigt het prachtige Samen Leven, een sublieme tekst, zijn verzamelde onderricht aan de seminaristen van Finkewald, in de buurt van Szczecin, waar de toekomstige predikanten van de Bekennende Kirche werden opgeleid (het werd in 1937 op stricte orders van Himmler gesloten). Toen hij in 1939 op weg was naar de Verenigde Staten, besefte Bonhoeffer onmiddellijk dat hij zou terug te keren naar waar zijn plaats was, zijn vaderland. Hij nam het laatste beschikbare ticket naar Europa, en tijdens de eerste oorlogsjaren was hij een van de geheime leiders van een poging om Hitlers regime omver te werpen, waarbij hij zelfs een moordaanslag op de Führer, die werd verijdeld, als middel niet schuwde. Op 5 april 1943 werd hij gearresteerd en gevangen gezet in de Tegel gevangenis, waar hij bleef tot 9 april 1945, toen hij - op direct bevel van Hitler - werd opgehangen.

Juist tijdens zijn jaren van gevangenschap in Tegel onderhield hij een dicht correspondentienetwerk, in het bijzonder met zijn familie en met zijn vriend - en latere biograaf - Eberhard Betghe. Deze correspondentie groeide in de daaropvolgende jaren uit tot een zeer succesvol theologisch werk, Verzet en Onderwerping, waarin Bonhoeffer op diepgravende en gemotiveerde wijze het voorstel formuleert van het christendom in een wereld die "volwassen" is geworden. Hij hekelt met kracht het christendom dat zich "in het defensief" opstelt tegenover de moderniteit, alsof het geloof een remedie zou moeten worden tegen de hardheid van de geschiedenis. Laten we naar hem luisteren: "Het is verkeerd te zeggen dat God de leegte vult. God vult ze geenszins, maar laat ze veel meer juist onvervuld en helpt ons zo - zelfs in onze pijn - de authentieke relatie te bewaren." Bonhoeffer, die werkelijk gevoelig is voor zijn eigen tijd, slaagt erin de ziel te vatten van een samenleving zoals de Europese waarin God een overbodige hypothese wordt: "Wat betekenen een kerk, een gemeenschap, een preek, een liturgie, een christelijk leven in een godsdienstloze wereld? Hoe kunnen wij over God spreken - zonder godsdienst, dat wil zeggen zonder het in de tijd gerijpte begrip van metafysica, innerlijkheid, enzovoort?" Het geloof van Bonhoeffer is dus een geloof dat niet wil voortkomen uit "minder mens" maar uit "meer dan mens", niet als troost tegenover de engheid van de ervaring maar als een ontluiken van genade en verlossing. Vandaar zijn kritiek op het idee van God als lapmiddel: "Hoe verkeerd is het om God te gebruiken als een lapmiddel voor de onvolledigheid van onze kennis. Als in feite de grenzen van de kennis steeds verder worden verlegd - en dat gebeurt altijd - dan wordt God mee verlegd, en is dus voortdurend op de terugtocht. We moeten God vinden in wat we weten, niet in wat we niet weten."

Zie ook - Sophie's opmerkzame hart

Wat betekent het vasthouden aan Christus en de weigering om enig andere leider te erkennen dan de Gekruisigde, het verwerpen van het idee van een lapmiddel-God, voor hem als een gevangene? Nogmaals uit Verzet en Onderwerping: "We moeten God niet alleen erkennen waar we de grenzen van onze mogelijkheden bereiken. God wil herkend worden in het midden van ons leven, in het leven en niet alleen in het sterven, in gezondheid en kracht en niet alleen in lijden, in actie en niet alleen in zonde. God is het middelpunt van het leven". Het christocentrisch karakter van Bonhoeffers theologisch voorstel is ook het scharnierpunt van zijn bestaan: de menselijkheid van Christus wordt de bouwsteen van het christelijk ideaal.