Pater Abdo Raad (foto: Elisa Gestri)

Libanon: "onder vluchtelingen ruimte maken voor wonderen"

Pater Abdo Raad werkt in Libanese vluchtelingenkampen. Niet uit eigenbelang, zegt hij, maar uit liefde: "De wegen van de geschiedenis blijven open, men kan nog steeds hopen."
Maria Acqua Simi

Pater Abdo Raad, een Libanese Melkitische Grieks-katholieke priester, is een van de weinige religieuze mensen die ooit voet heeft gezet in het Palestijnse vluchtelingenkamp Sabra en Shatila in Beiroet. De naam van de plaats herinnert aan een van de wreedste slachtpartijen tijdens de oorlog die het Cedar-land verscheurde tussen 1975 en 1990, en het is nog steeds een symbool van een conflict dat nooit is opgelost en vaak opnieuw oplaait. In het kamp wonen generaties Palestijnen die zijn opgegroeid met dromen van een ver thuisland, maar ook van allerlei criminelen, terroristen en smokkelaars. Tussen de tunnels en onveilige huizen die op elkaar gestapeld zijn is in de loop der decennia woede en frustratie gegroeid. Het zijn gevoelens die, om verschillende redenen, ook gedeeld worden door de Libanezen - die nu in de greep zijn van honger vanwege een politieke en economische crisis die geen oplossing lijkt te hebben - en door de miljoenen vluchtelingen, voornamelijk Syriërs en Irakezen, die het afgelopen decennium Libanon zijn binnengestroomd om te ontsnappen aan oorlog of Isis. "De situatie in mijn land is ondraaglijk", legt pater Abdo uit, "Zowel voor mijn volk, dat moeite heeft om de eindjes aan elkaar te knopen en de religieuze en onderlinge conflicten tussen verschillende facties die er altijd zijn geweest niet te boven is gekomen, als voor de vluchtelingen die hun rechten niet erkend zien en letterlijk van dag tot dag moeten leven. Tegenover dit alles vraag ik me als priester en als mens af: kunnen we nog hopen op verlossing? Natuurlijk kunnen we dat. De wegen van de geschiedenis blijven open. Laten we de tijd en de kansen blijven aangrijpen om ons in te zetten voor het welzijn van de meest kwetsbaren. Het is waar dat er altijd veel onbeantwoorde vragen zullen zijn, maar het is ook waar dat er altijd ruimte is voor wonderen - Christus is opgestaan!"

Uit deze zekerheid is de vereniging Annas Linas (voor elkaar) ontstaan, vertelt hij. De vereniging bestaat uit christenen, Druzen en moslims en is in de loop der jaren begonnen met het ondersteunen van drie vluchtelingenkampen en een school voor vluchtelingenkinderen, en met het bieden van hulp aan de meest behoeftige gezinnen door middel van medicijnen, kleding en voedselpakketten en door het organiseren van opleidingen of recreatief-culturele activiteiten voor de jongsten. Dit is niets vergeleken met de hulp van grote internationale organisaties, zoals recentelijk de Europese Unie, die een hulppakket van een miljard euro voor Libanon heeft uitgetrokken voor een periode van vier jaar. Maar cijfers volstaan niet om de waarde van een vereniging weer te geven. "Ik zou nooit iets alleen hebben gedaan," verduidelijkt pater Abdo, "het lijden dat ik zie heeft me altijd in twijfel getrokken, net zoals de verdorven geopolitieke en georeligieuze logica's die de mensheid in tweeën splitsen me altijd hebben doen twijfelen. We zijn allemaal geschapen door één God die van iedereen houdt, maar dat vergeten we. In Libanon verwelkomen we al heel lang miljoenen Palestijnse vluchtelingen, Irakezen en Syriërs, christenen en moslims... allemaal burgers van de hemel. We zijn van hieruit begonnen: elk mens is uniek en elk leven is het waard om geleefd te worden."

Een Libanese vrouw voor de vlag van haar land (foto: Elisa Gestri)

Veel van wat hij vertelt is ook beïnvloed door zijn persoonlijke verhaal. Hij was een kind toen de oorlog toesloeg bij zijn huis in het Libanese Chouf, en hij werd gedwongen om te vluchten voor de bommen en alles achter te laten. De eerste keer werd het conflict snel opgelost; het waren de jaren 1970 en de christenen in het gebied werden afgeslacht in een gruwelijke vergelding die minder dan een bliksemflits duurde. De tweede keer was echter verwoestend: "Ik was een tiener, mijn vader was boer, we waren een eenvoudig gezin. Er was een bloedbad in ons dorp, we verloren alles: vrienden, familie, huis. Toen we er 15 jaar later in slaagden om terug te keren was er niets meer over. We hadden echter een klein vlammetje van geloof behouden, als een voorgevoel dat we ondanks alles weer konden opbouwen. En dat deden we. Mijn besluit om priester te worden rijpte in die jaren."

Tegenwoordig werkt Annas Linas in vluchtelingenkampen, waar vooral moslims wonen, maar ook in het Dbaje-kamp, waar vooral christenen wonen. Daar, legt pater Abdo uit, is een kleine kerk opgezet op initiatief van de Palestijnse christelijke vluchtelingen. "Ik denk dat dit het netste, schoonste en mooiste kamp van het hele Midden-Oosten is. Omdat het christendom een cultuur van onmiskenbare schoonheid brengt, die voor iedereen zichtbaar is."

Op andere plaatsen is het echter wrok dat spreekt, of de bitterheid over een droom, om naar huis terug te keren, die waarschijnlijk niet zal uitkomen. "Nieuwe generaties Palestijnse moslims, die niets anders hebben gekend dan de realiteit van de kampen, groeien op met een vervormd ideaal van vaderland en worden vaak geïnstrumentaliseerd door gewapende bewegingen of groepen. Ze dromen van Palestina en negeren of doen alsof ze negeren dat het zeker geen paradijs is. En daarmee idealiseren ze het, groeien op met de mythe van terugkeer en haat voor het land dat hen herbergt. Zoveel woede in zoveel jonge mensen die ik daar ontmoet. Maar ik blijf gaan, want als we economisch weinig doen, kunnen we nog steeds vriendschap bieden en proberen samen te zijn bij de vragen van het leven: wat kan ik thuis noemen? Wat is mijn thuisland? Wat doe ik in de wereld?"

Dit zijn de vragen die de jonge vluchtelingen zichzelf stellen, net als de ouderen. Zoals Aida (niet haar echte naam), die 70 jaar oud is en sinds haar zesde het kamp nooit meer heeft verlaten. "Haar familie is soennitisch; ze verliet Palestina als kind. Ze trouwde in Sabra en Shatila in een lukraak gerepareerde tent, bouwde na verloop van tijd een klein huisje, maar wilde nooit echt wortelen in dit land waar ze zich een vreemdeling voelt." Wanneer ze pater Abdo ontmoet, herhaalt ze altijd hetzelfde liedje: er is geen hoop. Er is geen toekomst voor haar, voor haar vijf kinderen, voor haar kleinkinderen. Hij is het er beleefd niet mee eens, en hij verschijnt altijd weer bij hun volgende ontmoeting om haar gezelschap te houden. En de keer daarna, enzovoort. "Dit is wat ik bedoel als ik zeg dat je eerst vriendschap moet aanbieden, een uitgestoken hand, een kans om wonden te verzachten die zo oud zijn als de wereld. Ik geloof niet in welzijn, ik geloof in de goedheid van menselijke relaties."

Vandaag zijn het Syriërs die in nood verkeren: meer dan een miljoen van hen - hoewel er sinds 2019 geen officiële gegevens zijn - zijn naar Libanon gemigreerd vanwege de oorlog. De Libanese staat erkent niet officieel de tientallen vluchtelingenkampen die in de elf jaar van het Syrische conflict zijn ontstaan; het heeft niet de middelen om ze te ondersteunen. Duizenden Syrische burgers wonen verspreid over het land zonder te integreren in het sociaaleconomische systeem: ze kunnen niet werken, niet studeren, geen huis kopen. Ze leven in het ongewisse.

"Omdat we ze niet allemaal kunnen helpen hebben we ervoor gekozen om ons te richten op kinderen en jongeren. We willen hen laten zien dat zelfs buitenlanders van hen kunnen houden, dat er iets moois is. Daarom is er de afgelopen jaren een informele school opgezet, de 'liefdadigheidsschool', waar vluchtelingenkinderen kunnen studeren en het Libanese schoolprogramma kunnen volgen. Aan het einde van de cursussen kunnen de studenten toegang krijgen tot examens in de openbare school en zo een geldig diploma behalen. Er hoeft geen schoolgeld betaald te worden, de leraren zijn vrijwilligers die besloten hebben hun tijd gratis aan te bieden voor deze mensen, en vandaag de dag heeft het instituut 240 studenten." Maar, besluit hij, na verloop van tijd is er iets onverwachts gebeurd: "Veel Libanese gezinnen die vroeger misschien hun neus optrokken voor vluchtelingen - op wie vaak wordt neergekeken omdat ze economische hulp in dollars krijgen van de Verenigde Naties op een moment in de geschiedenis dat de Libanese lira niets waard is - hebben gevraagd om hun kinderen ook op de school te mogen inschrijven. En zo ontstaat er dag na dag, aan de lessenaars en in de klas, een dialoog tussen de kinderen en vervolgens tussen hun ouders. Een voortdurende dialoog, we leren elkaar kennen en herkennen."

Lees ook - "Liefde gegeven omwille van de liefde"

Een andere zorg van pater Abdo is die van de niet-erkende minderjarigen: kinderen geboren in vluchtelingenkampen, vaak uit geheime relaties, omdat de meeste vluchtelingen vrouwen met kinderen zijn die Syrië ontvluchtten terwijl hun mannen achterbleven om te vechten. Er zijn zoveel van deze kinderen, die vaak geen achternaam hebben, geen geboortedatum, geen identiteit: "Voor hen voel ik de grootste pijn. Hoe kun je opgroeien zonder te weten wie je bent? Zonder te weten wie je ouders echt zijn en waar je vandaan komt? In gedachten ga ik vaak terug naar mijn kindertijd, toen ik dacht dat ik mijn huis kon verdedigen met een geweer dat alleen goed was om vogels mee te schieten. In plaats daarvan was wat mijn bestaan in stand hield het geloof in Christus, de enige die me nooit alleen liet zijn. De enige die veel beter dan wij voor iedereen kan zorgen die we met onze vereniging ontmoeten. Maar we zijn blij dat we, met al onze beperkingen, een deel kunnen zijn van Zijn aanwezigheid in de wereld."